schaatsthuis verhalen archief ijskansen websporen contact
Archief oude bulletins

Winterbulletin no. 46....

(14-3-03) door Cees van Zwieten

Evaluatie.

In het vorige bulletin stond ik stil bij een paar getallen die het karakter van de winter zouden moeten weergeven. Zo vergeleek ik afgelopen winter via het vorstgetal van IJnsen met de winters van 1976, 1980 en 1984. Door een mailtje van lezer Bert Breed werd ik er op attent gemaakt, dat ook in 1980 geschaatst werd en mogelijk ook in 1984. Bij nalopen van de gegevens kwam ik er achter, dat winters met vergelijkbare vorstgetallen volgens IJnsen toch duidelijk verschillende koudegetallen kunnen hebben.

Ik geef de getallen nog een keer :


	Hellmann	IJnsen	Schaatsen?

1976	72,6	14,3	ja

1980	46,7	14,5	ja

1984	36,4	13,6	nee (?)

2003 	80,1	14,4	ja

Je ziet de grote verschillen bij het koudegetal volgens Hellmann. Dit geeft meteen het zwakke punt aan van het vorstgetal van IJnsen : het telt dagen, maar houdt onvoldoende rekening met de koudeproductie. Daardoor schiet het als maat voor een schaatswinter tekort. Het telt bijvoorbeeld vorstdagen in maart relatief zwaar mee; het geeft dan wel een beeld van de algemene impact van de winter maar niet van schaatsijs. Zo had maart 1984 nog 16 vorstdagen en dat scheelde maar liefst 5 punten op het vorstgetal ! Daardoor kwalificeert IJnsen 1984 als normaal in plaats van te zacht. Hellmann geeft voor ons doel een beter resultaat : te zacht.

Maar nu de afrekening. Op 3 december 2002 schreef ik :
Het gaat nu allemaal wel erg langzaam. De belangrijke periode van begin december laat dit zien : een vorstperiode lijkt heel traag op gang te komen. Het geeft mij de indruk, dat deze winter niet op deze manier tot een mooi resultaat komt. De bezem moet er nog een keer door (......) Winter 2002/2003 pakt in ieder geval kouder uit dan de laatste twee winters. Hij zal sneeuw geven, kwakkelweer en een flinke kou-periode. Begin december gaat het geleidelijk naar lagere temperaturen, tegen kerst afgebroken door dooiweer (de bezem). Dan volgt een kwakkelperiode met soms sneeuw. Ergens in januari, ik vermoed rond de 20-ste keert de kou terug. Kans op periode met hevige kou met sneeuw, die doorloopt tot in februari. Daarna geleidelijk zachter weer. Op 15 december : Zoals in mijn bulletin no 9 al vermeld staat, verwacht ik eerder nog wat gekwakkel en pas de nieuwe vorst in januari. Intussen heeft deze winter zoveel indruk op mij gemaakt, dat ik geneigd ben mijn prognose in koude zin bij te stellen.
Dat betekent : ik reken op een koude winter.

De verwachting van een koude winter is strikt genomen uitgekomen, al moet ik er bij zeggen, dat ik wel iets meer verwacht had. Ook de verwachting, dat de decemberwinter niet groots zou uitpakken, klopte. Wat er daarna gebeurde voldeed niet aan de verwachting. Weliswaar kwam de kou terug, maar dan veel meer verspreid en zwakker dan ik mij had voorgesteld. In plaats van rond 20 januari te komen met een fikse koudegolf met sneeuw, werd de winter ons bezorgd in drie pakketjes : een week vorst (januari), een pak sneeuw (1 februari) en 2 weken vorst (februari). Die laatste twee weken met mooi vriesweer nipten aan de kwalificatie vorstperiode. Tot schaatsen kwam het in het grootste deel van het land niet en daarmee stelde de winter in de laatste fase toch velen (met mij) teleur.

Ook heb ik in de verwachtingen gesproken van gesmolten sneeuw. Hoewel niet in grote hoeveelheden, zat die er toch in : Voor het eerst sinds 1999 zagen we in het zuidwesten een sneeuwdek van formaat. En de gevallen sneeuw verdween snel, soms dezelfde of de volgende dag. Dat was in 99 wel anders : bij ons bleef de sneeuw van februari een week liggen.

Mij viel eind februari op, hoe het gras een geelachtige kleur had; een fenomeen, dat we sinds 1996 in deze fase van het seizoen niet meer gezien hebben. In het dossier "winter 2003" geeft het KNMI een mooi overzicht van het laat op gang komen van de natuur in dit voorjaar. Het heeft alles te maken met een te koude en droge februari. Misschien ook met de kou in de grond.

1963-journaal

Eind maart 1963 : Nu de laatste vorstdagen van maart voorbij zijn (22 , 23 en 24 maart) kunnen we de definitieve balans opmaken van de Superwinter 62-63. De grote invloed op het leven heb ik in de loop van dit journaal al genoemd. In dit laatste bericht maak ik nog een overzichtje in getallen; daar gaat ie dan :
Koudegetal volgens Hellmann : 345,9 ; het hoogste sinds 1789 (359)
Vorstdagen : 97 ; ijsdagen : 44 ; strenge vorstdagen : 24
Vorstgetal volgens IJnsen : 81,9 ; het hoogste sinds 1789 (85,6)
Beide getallen worden berekend over de periode november t/m maart. Opmerkelijk is het jaartal 1789. Dat kennen we van de Franse revolutie; mogelijk heeft de armoede na die strenge winter de maatschappelijke onrust vergroot.

Op nog twee punten presteerde deze winter buitengewoon, namelijk zon en sneeuw.
Zonnigste winter met 256,1 uren.
Sneeuwrijkste winter met 37 sneeuwdagen
Langdurigste sneeuwbedekking : 70 dagen achtereen.
IJsbedekking in Friesland : ongeveer 85 dagen achtereen. Op dat punt werd 63 verslagen door 1940, 1947 en ook 1996. Opvallend is 96 met 99 dagen; hoewel veel minder koud dan 63 was 1995-96 erg lang. In de dooiperioden verdween het ijs in Friesland niet.

De kracht van deze winter zat in langdurige kou, niet in extremen. In 1942 en 1956 werden lagere temperaturen gemeten. In 1963 mat De Bilt als minimum -18,2 tegen -21,6 in 1956 en -24,8 in 1942. Voor 1963 staat landelijk -20,8 als laagste te boek, in Joure op 18 januari. Na 1963 zijn in Nederland nog wel lagere temperaturen gemeten, bijvoorbeeld in 1968, 1979 en 1985.

Een overzicht van gemiddelden in De Bilt :
December : -0,7
Januari : -5,3 ; alleen 1940 was in de 20-ste eeuw kouder met -5,5
Februari : -3,4
Winter : -3,2
Koudste periode van 30 dagen : 24 december t/m 22 januari : -6,1
Koudste periode van 20 dagen : 6 t/m 25 januari : -6,6
Koudste periode van 10 dagen : 10 t/m 19 januari : -8,0
Koudste periode van 5 dagen : 9 t/m 13 januari : -9,3

Het spreekt vanzelf, dat er verschillen waren tussen het noordoosten en het zuidwesten, met de waarden voor De Bilt als een soort gemiddelde. Zo scoorde Eelde met een koudegetal van 456 nog flink hoger dan De Bilt. Maar door het ontbreken van perioden met aanvoer van zachte oceaanlucht deed ook het zuidwesten van het land volop mee met de winter. Ook daar winterse toestanden van 22 december t/m 5 maart.

Volgend jaar maak ik een 1979 journaal. Die winter overviel ons na een periode met veel zachte winters. Ik heb twee plakboeken gemaakt over die lange gladde winter. Bovendien heb ik hiervan een complete set weerkaarten van oktober t/m mei. Mooiste detail vind ik nog altijd het volgende : de laagste temperatuur van 1978 was --13,2 . Een koude nacht? Nee, midden op de dag op 31 december! Het was trouwens een winter met een lange nasleep in de vorm van koudegolven in het voorjaar : op 2 mei viel er nog een pak sneeuw.

Voor het winterbulletin putte ik uit de volgende bronnen :
Website van het KNMI
Weerkaarten van het KNMI
Website van de Duitse Wetterzentrale
Harry Otten e.a. , 2000 , Weer een eeuw ; Tirion, Baarn
Ad Vermaas , 40 jaar geleden ; Weerspiegel, december 2002 en januari 2003
Hans de Jong , 1990, De Barre Winter van 1890/91 ; Van Wijnen , Franeker
Pieter de Groot e.a. ,1985, De Elfstedentocht 1909-1985 ; Friese Pers Boekerij, Leeuwarden.

pijl terug

Winterbulletin no. 45

(6-3-03) door Cees van Zwieten

Iets te koud.

In dit bulletin probeer ik de afgelopen winter weer te geven in verschillende getallen. Ik maak hiervoor gebruik van de gegevens van het KNMI in De Bilt.
Tussen haakjes de normalen over 1971 tot 2000 :

DecJanFebWinter
Gem. Temp.2,9 (4,0)2,5 (2,8)1,8 (3,0)2,4 (3,3)
Vorstdagen13 (12)14 (13)20 (13)47 (38)
IJsdagen 4 (2)5 (4)1 (2)10 (8)
Zon uren42 72158267 (175)
Sneeuwdagen


14 (17)
Opvallend, maar al lang bekend, is het rondhangen bij de normale waarden. Soms iets er boven en soms iets er onder. Extreem was wel de zonneschijn in februari, daarmee de zonnigste wintermaand sinds 1901. Ook de winter als geheel was buitengewoon zonnig, daarmee de vorige winter net achter zich latend. Het aantal ijsdagen lijkt aardig, maar helaas kwamen ze te verspreid voor om langdurig schaatsijs op te leveren.

We kunnen ook eens kijken naar het koudegetal volgens Hellmann. Dit staat op 80,1 en mag als definitief beschouwd worden. Met dit getal komt deze winter op de 37-ste plaats van koude winters sinds 1901. Daarbij moet worden opgemerkt, dat het getal valt binnen de categorie : normale winter, maar dan aan de koude kant van normaal. Ook nog even gekeken naar de koudegetallen van de winters sinds 1971 : binnen de serie van 33 winters komt 2003 dan op de 9-de plaats, vergelijkbaar met 1991.
Om aan te geven hoe zwak de afgelopen winters waren : 2000, 2001 en 2002 haalden samen slechts 52,9 punten.

Er is nog een manier om de koudeproductie van een winter te berekenen en wel volgens IJnsen. Folkert IJnsen ging als volgt te werk : neem in de berekening het aantal vorstdagen, het aantal ijsdagen en het aantal zeer koude dagen mee.
Vorstdag : minimum onder 0.
IJsdag : maximum onder 0.
Zeer koude dag : minimum onder -10.
De formule luidt : V=0,00275*v*v + 0,667*y + 1,111*z.
Het aantal vorstdagen gaat pas in de buurt van de 20 echt meetellen. Bij 50 vorstdagen telt dit mee als 7 punten. Sterker telt direct iedere ijsdag mee : 3 ijsdagen = 2 punten. De zeer koude dagen tellen nog sterker mee.

Voor deze winter kom ik voorlopig, gerekend vanaf 1 november, op een vorstgetal van 14,4 (v=49 y=10 en z=1). Met een paar vorstdagen in maart kan dit nog iets oplopen. Kijken we naar de classificatie van winters, dan zien we deze winter als vrij zacht uit de bus komen. Pas boven de 16,6 spreken we van een normale winter. Ik moet er bij zeggen, dat ik hierbij gebruik maak van het boek van Hans de Jong over de winter van 1891; dit boek dateert uit 1990. De classificatie is dus nog op het "oude klimaat" gebaseerd. De winter van 85 scoort daarin met 45,9 nog net in de categorie streng. Topper is natuurlijk 1963 met 81,9. De winter van 2003 zit in de buurt van 1976 met 14,3 ; 1980 met 14,5 en 1984 met 13,6. Van die winters herinner ik me alleen 1976 als schaatswinter.

Samenvattend moet 2003 als vrij normale, maar iets te koude winter gezien worden. Er zat van alles in en dat meest in normale hoeveelheden. Alleen het aantal uren zonneschijn sprong er uit als bijzonder hoog. De gemiddelde temperatuur was voor alle maanden te laag; dat is wel opmerkelijk en dat is sinds 1996 niet meer voor gekomen. Ook een te koude februari waren we al die jaren ontwend. Voor de schaatsers was er de pech, dat de vorst te verspreid voor kwam. Steeds ging het dooien als de ijsvloer net dik genoeg was.

Hoe nu verder? Was dit een voorbeeld van een koude winter volgens het nieuwe klimaat. Met andere woorden : dit is waar we het mee moeten doen? Ik geloof van niet. We moeten er wel rekening mee houden, dat de winters minder koud zijn dan vroeger, maar dat betekent niet, dat de ware winterkoek helemaal op is. Dit jaar zat het niet mee met de blokkades : ze lagen net niet goed of ontstonden te langzaam of waren te snel vertrokken. Mooi voorbeeld daarvan is de laatste koudeperiode in februari : al heel lang stond het hogedrukgebied op de kaart; het kon maar even echte Russische kou aanvoeren; spoedig blokkeerde het hogedrukgebied zelf de verdere opbouw van winterkou. Als het in één van de komende jaren wel goed lukt, en dat verwacht ik ook, dan komt die echte winter weer terug. Of dat nog ooit tot extremen leidt is zeer de vraag.

1963-journaal

1 maart 1963 : De zogenaamde meteorologische winter zit er op, maar de werkelijke winter laat zich slechts langzaam verjagen. Vanochtend nog variëren de minimumtemperaturen van -5,5 in Vlissingen tot -14 in het noordoosten van het land. En de Hellmann-teller draait nog maar door met vandaag nog 1,6 in De Bilt.
2 maart : Nog steeds zorgt het continentale hogedrukgebied, met centrum boven Hongarije, voor mooi weer met 9 uur zon in De Bilt. Eelde meldt nog zeer strenge vorst met -15,3. Overdag komt de temperatuur overal boven nul, in De Bilt +6.
3 maart : Vandaag wordt de derde en laatste autotocht over het IJsselmeer gehouden. Ruim 1000 auto's doen aan deze tocht mee. Op vliegbasis Eelde is dit een gedenkwaardige dag door de enorme dagelijkse gang van de temperatuur. Na een nachtelijk minimum van -15,6 stijgt de temperatuur in de middag tot +8,7. Een historisch verschil van 24,3! In het hele land komt het in de middag tot ruim boven nul. De sneeuw is bijna verdwenen. En inderdaad : de sneeuw aan de overkant van de straat, begonnen op 26 december, heeft er tot in maart gelegen! (Om eerlijk te zijn : even was sneeuwdek weg en lag er nog slechts een sneeuwhoop als herinnering aan de sneeuwhut van begin januari) Een uitzonderlijk gebeuren, zeker voor het westen van het land. Elders in het land heeft er 70 dagen achtereen een gesloten sneeuwdek gelegen.
4 maart : Nog één maal strenge vorst in het noordoosten; in het midden en westen is het nu slechts lichte vorst. Onze ijsbaan op het VUC-terrein gaat niet meer open. De sneeuw is weg en de nachtelijke vorst is te weinig geweest voor een ijslaag van 2 cm. Overigens nog steeds mooi zonnig weer. Het hogedrukgebied ligt nog boven Europa met centrum bij Zwitserland en een uitloper tot West Noorwegen. De koude luchtlaag is nu ook dunner geworden en dat is, samen met het smelten van de sneeuw verantwoordelijk voor het ter ziele gaan van de winter.
5 maart : Alleen in het noordoosten vriest het 's ochtends nog licht. En dat was het dan voor deze legendarische winter. Met een naar zuid gedraaide wind wordt ook geen kou meer aangevoerd.
Het koudegetal staat in De Bilt op : 345,9. Het vorstgetal van IJnsen op : 81,9. Beide getallen zijn historisch hoge waarden, slechts geslagen (uiteraard sinds 1706) door de winter van 1788-1789. In het laatste journaal kom ik nog terug op de winter in cijfers.
- wordt vervolgd -

pijl terug

Winterbulletin no. 44

(28-02-03) door Cees van Zwieten

Normaal.

Het is gedaan met de winter, in alle opzichten. Gisteren was, na een zachte nacht, bij ons alle ijs verdwenen. Dat heeft met dat droge en rustige weer toch nog onverwacht lang geduurd. Gisteren een aprilzachte dag met maxima van 15 tot 16 graden. Met wisselvallig weer voor de deur gaan we de maartse fase in van de lente.

Over de winter als geheel zal ik komende week nog een keer een overzichtje maken en daarbij de winter op drie manieren evalueren : volgens gemiddelde temperatuur, volgens Hellmann en volgens IJnsen. Voorlopig heet het : een normale winter. In 1963 hadden we wel iets heel anders; op deze dag vroor het overal matig, plaatselijk streng in de nacht. Het koudegetal stond op het punt om recordhoogte te bereiken.

pijl terug

Winterbulletin no. 43

(24-02-03) door Cees van Zwieten

Het land uit gewerkt.

Er is geen winternieuws meer. Het is gedaan met deze eigenwijze winter, die wel iets in huis had, maar sommigen toch teleur stelde. Mijn prognose kwam niet goed uit; daar ga ik in een later stadium nog op in.

Het is alleen deze bijzondere overgang naar de lente die mij gisteren bijzonder bekoorde. In de ochtend rook ik het al achter de voordeur : geen winter, maar lente! Wat kan ik dan geroken hebben, want er waren toch plots geen geuren van gras of bloesem? Dat zit zo : bij oostenwind krijgen wij hier in Rotterdam-noord lucht aangevoerd van boerengrasland in de buurt. Daarmee komt dan die typische mestgeur mee, die altijd een beetje aan schaatstochten doet denken. Gisteren was die geur weg en vervangen door een stadslucht; dat betekent zuiden- of zuidoostenwind en dat is in het voorjaar de wind die ons mooi en zacht weer brengt.

Nog iets moois was er gisteren te zien en te voelen. Wij fietsten wat in Rotterdam en zaten even op een bankje in de zon. Heerlijk lenteachtig weer. Op de terugtocht zag ik bij de Euromast beneden in het park een stuk water. Pardon, daar lag een dof stuk ijs lijdzaam zijn smelten af te wachten; het restant van de winter verpieterde in de voorjaarszon. Thuis had ik een soortgelijke ervaring. Ik prikte in de tuin met een stokje in de aarde. In een schaduwrijk deel van de tuin stuitte ik op 2 cm diepte op een stukje bevroren grond. Daar lag hij nog, die winter! Maar verderop in de tuin prikte ik zomaar de diepte in : weg winter, dag lente! Geweldig, zo dicht naast elkaar de winter en de het komende voorjaar. De winter wordt gewoon zachtjes het land uit gewerkt.

pijl terug

Winterbulletin no. 42

(20-02-03) door Cees van Zwieten

Stabiel.

Februari doet zijn reputatie wel eer aan. Sinds anderhalve week is het weer stabiel en het ziet er naar uit, dat dit mooie weer nog enkele dagen aanhoudt. Niet iedereen vindt dit weer even mooi. Voor de vorming van voldoende ijs is het net niet mooi genoeg. Verder dan 4 tot 7 cm komen we niet meer. Waar er 7 cm ligt, wat in het noordoosten wel het geval zal zijn, kan nog hier en daar geschaatst worden.

Deze winter sterft de komende dagen een zachte dood. Iets dergelijks overkwam de winter van 63 in de eerste week van maart, maar dan met een wegsmeltend sneeuwdek. Dat leidde tot bijzondere temperatuuramplitudes; daarover schrijf ik over een dag of tien in het 1963 journaal. De komende dagen draait de wind naar zuidoost, later naar zuid; daarbij neemt de vorst af om tenslotte over een dag of drie helemaal te verdwijnen. De kans op een westcirculatie met regen en wind lijkt ook daarna nog klein.

Zo kan februari uiteindelijk een iets te koude, zonnige en droge maand worden. We zullen op 1 maart zien waar dit in getallen toe leidt. Als we alvast een voorlopige balans opmaken, dan zien we een normale winter. Als normaal neem ik maar het oude criterium van een koudegetal tussen 40 en 100. Met ruim 80 zit deze winter dan aan de koude kant van normaal. Twee vorstperiodes brachten het tot schaatspret van korte duur. Eén periode van vier dagen bracht ons een pak sneeuw met lichte vorst. Tenslotte kwam een periode met licht winters weer; als serieuze vorstperiode komt dit niet in de boeken.

pijl terug

Winterbulletin no. 41

(18-02-03) door Cees van Zwieten

Te weinig.

Een paar vragen houden de schaatsliefhebbers bezig : 1. hoeveel ijs hebben en krijgen we en 2. waarom is het zo stil op het winterbulletin. Om met vraag 2 te beginnen : persoonlijke omstandigheden maakten het mij moeilijk om regelmatig aan mijn bulletins te werken; bovendien zitten we (hopelijk dit jaar voor het laatst) met de onmogelijkheid voor mij om zelf bulletins te plaatsen op de site. En de webmaster is (wijselijk?) afgereisd voor de wintersport. Daarom plaats ik in de week van 16 februari mijn bulletins op het weerforum en op de site "Onweer!"

Dan nu de tweede en tevens hamvraag : het ijs. Kort gezegd : in het zuidwesten wordt het niets meer, afgezien van kleine vijvertjes, ondergelopen weilanden e.d. Het grote werk zit er vrij zeker niet meer in. Ik kom daar nog op terug aan het eind van het bulletin.

Al een dag of 10 is er een hogedrukgebied aanwezig op de weerkaart. Eerst nog achter de Oeral maar later opschuivend naar noordwest Europa. Bij deze beweging ontstond een blokkade, waardoor de straalstroom ver van ons zijn weg vond over het verre noorden . Tevens trokken koude luchtmassa's west Europa binnen. Een verschil met de situatie van december is, dat we nu te maken hebben met langere dagen en krachtiger zonneschijn. Als er een flink sneeuwdek ligt, zoals in 1956, dan kan het veel kouder worden. (16 februari 1956; -26,8 in Uithuizermeden). Nu moesten we het doen met lichte tot matige vorst in de nacht en lichte dooi overdag. Wel hebben we te maken met een prachtige stabiele winterperiode, zoals dat vaker in februari voorkomt dan in december. Vanaf morgen gaat de temperatuur geleidelijk omhoog. In alle modellen is een verplaatsing van het hogedrukgebied naar het zuidoosten te zien. Het gevolg is het min of meer in elkaar zakken van de blokkade, waarbij de weg vrij komt voor een meer zuidoostelijke, en later misschien zuidelijke stroming. Het kan nog even mooi weer blijven, maar de vorst valt terug tot onbetekenende proporties.

Het KNMI geeft in de ijsverwachting de komende dagen nog ijsdiktes van 6 à 7 cm. Dat is te weinig voor het grote buitenwater. Vooral aan het eind van de middag kan het ijs te dun zijn. En we spreken hier over het midden van het land; in het zuidwesten is het ijs zeker een centimeter dunner. In het oosten is de situatie zeker iets beter, maar betrouwbaar ijs zie ik er in het algemeen niet in zitten. Helaas, de winter breit er een mooi slot een, maar het is te weinig. Koudegetal t/m 17 februari : 77,5. De score gaat tot rond de 80 oplopen. Daarmee kunnen we al spreken van een te koude winter. Graag zien we het anders : als alle kou in één vorstperiode samenkomt, dan zou je veel schaatsdagen kunnen hebben. Nu moesten we het doen met twee korte perioden; maar eindelijk is er weer op grote schaal geschaatst; door mij zelfs voor het eerst sinds 1997.

pijl terug