schaatsthuis verhalen archief ijskansen websporen contact
Archief oude bulletins

Winterbulletin no. 10 door Cees van Zwieten

(3-12-03)

Voorlopig

Vandaag doe ik een eerste poging om alles op een rijtje te krijgen voor mijn winterverwachting. Zoals in het volgende bulletin zal blijken, ging het eerste plaagstootje van die winter nog even door in de sinterklaastijd. Van serieus winterweer is op dit moment bij ons geen sprake. Wel zijn er leuke ontwikkelingen te zien in de verwachtingsweerkaarten. Vrij zeker is het nu, dat rond het weekend een noordelijke stroming zeer koude lucht naar Rusland gaat voeren. Zo te zien zal deze kou ons niet bereiken; de EPS-pluim (KNMI) wijst wel op kouder weer met lichte vorst in de nacht, maar het ensemblegemiddelde geeft hogere temperaturen aan. Dat maant tot voorzichtigheid. De eerste centimeters ijs, die in de rode lijn van de ijsverwachting opdoemen, neem ik dan ook maar met een flinke korrel zout. Wel wordt het onder invloed van een hogedrukgebied de komende dagen rustig en droog weer en behoorlijk wat kouder.

In een vorig bulletin heb ik perioden van zeer koud weer in het verleden besproken. Het ging eerst om 5-daagse perioden, met 1929 als winnaar met een gemiddelde van -12,4°C. Vervolgens kwamen de 30-daagse perioden, waarin 1942 aan top stond met -7,9°C. Nu nog de 10-daagse en 20-daagse perioden. Voor de 10-daagse perioden hebben we de volgende top 6 :
1942 ; -11,3 ; 18-1
1956 ; -10,2 ; 15-2
1929 ; -9,7 ; 11-2
1939 ; -9,0 ; 17-12
1987 ; -8,8 ; 10-1
1933 ; -8,3 ; 20-1
Hier staat 1942 al aan kop en 1956 staat er veel beter op dan bij de 5-daagse. De recente winter van 1987 handhaaft zich nog.

Dan de 20-daagse perioden :
1942 ; -8,6 ; 8-1
1956 ; -8,0 ; 7-2
1917 ; -6,6 ; 21-1
1963 ; -6,6 ; 6-1
1929 ; -6,6 ; 8-2
1985 ; -6,4 ; 2-1
Dat is leuk! Daar komen 1917 en 1963 binnen op de topt 6. De strenge winter van 1985 doet nu ook sterk mee. Nog steeds geen 1947; die scoorde overal net iets minder. Na het opmaken van een totaal klassement op basis van 5-daagse, 10-daagse, 20-daagse en 30-daagse perioden kwam ik op de volgende top-6 lijst : 1942, 1956, 1929, 1963, 1917, 1947. Zo'n lijst zegt niet alles over de winter als geheel, maar wel over de hevigheid van kou in het "centrale deel" van de winter.

In het kader van de voorbeschouwingen van de winter heb ik beloofd nog eens te kijken naar het voortraject van de winters : 42, 70, 91 en 96. Ook heb ik 41 nog meegenomen, omdat die in beeld kwam na vergelijking van oktobers. Het algemene beeld van de circulaties kwam in novembers voor 42, 70 en 96 weinig overeen met de huidige november. Enige gelijkenis trof ik aan met 41 en 91. Nu was 1941 een mooie, koude winter met vorst vooral tussen half december en begin februari; koudegetal : 158. De winter van 91 was kort maar pittig in de periode 28-1 t/m 20-2; koudegetal : 77. Omdat 1941 al eerder in beeld kwam, neig ik naar 1941 als model, dwz de kou die komt, zal in de periode 15 december t/m 1 februari vallen.

Ja, dan nu het beeld van het hele voortraject van deze winter : De warme zomer van 2003 gaf het eerste negatieve signaal af : warme zomers worden zelden gevolgd door strenge winters. Oktober was te koud (-) en de temperatuurdaling was sterk (+). November gaf veel rustig weer, met afwijkende stromingspatronen (+) en weinig onweer (+). Blokkerende systemen leken vooralsnog geen gunstige plaats te willen innemen (-). Het laatste wat nog rest zijn de ontwikkelingen in de eerste 10 dagen van december. Ik wacht daar nog even op. Als ik als voorlopige verwachting het gemiddelde neem van de twee mogelijkheden die ik zie, dan kom ik tot het volgende : opnieuw een iets te koude winter, veelal droog weer en verspreid wat schaatsmogelijkheden, voornamelijk in januari. De definitieve verwachting mag je rond 7 december tegemoet zien.

Tenzij anders vermeld hebben de weergegevens betrekking op De Bilt. Bron : KNMI

pijl terug

Winterbulletin no. 9 door Cees van Zwieten

(1-12-03)

De grote vraag

Mijn idee over de winter zal ik binnenkort publiceren. In het volgende bulletin ga ik ook nog even verder op de koude periodes van 10 en 20 dagen in vroegere winters. De winter van 1979 deed eind november(78) al van zich spreken, al was het meer een plaagstootje dan een krachtige winterperiode, tenminste als je het vergelijkt met wat nog zou komen. De winter van 2004 laat ons op dit moment in het ongewisse; wel zijn er aanwijzingen, dat de komende weken een kentering optreedt. Hoe dat uitpakt is nog de grote vraag.

pijl terug

Winterbulletin no. 8 door Cees van Zwieten

(25-11-03)

In het midden

Nu december nadert gaat , naar ik aanneem, iedere schaatsliefhebber de berichten over het weer nauwlettender volgen. Niet dat we er op mogen rekenen dat vroeg in december de winter toeslaat, maar toch, december is de eerste wintermaand en zelfs november heeft in het verleden al eens duidelijk winterse trekken vertoond. Op dat laatste hoeven we zeker niet te rekenen; een sinterklaaswintertje zit er al evenmin in.

Tien jaar geleden zat dat wel even anders. Achter een stormdepressie, die op 15 november 1993 passeerde, steeg de luchtdruk snel boven de Noordzee en Scandinavië. Dit nieuwe hogedrukgebied zocht verbinding met een Siberisch hogedrukgebied. Daardoor werd geleidelijk steeds koudere lucht aangevoerd; een vorstperiode van 16 dagen met daarin 5 ijsdagen en een koudegetal van 33 zorgde voor vroeg schaatsplezier. De Alblasserwaard lag tegen het eind van de maand mooi dicht en het is in dat jaar geweest, dat ik daar ook in november op het ijs heb gestaan, uitzonderlijk vroeg. Zoals de meesten van ons zich zullen herinneren, was de koek daarna praktisch op; de vorstperiode die nog half februari volgde was zwakker dan die in november en leverde nauwelijks schaatsijs op.

In het vorige bulletin kwamen bijzonder koude perioden van 5 dagen in het verleden ter sprake. Bij een nader onderzoek heb ik 34 koude tot strenge winters in het verleden doorgelicht op langere koude perioden, nl 10, 20 en 30 dagen. In dit bulletin kijken we eens naar die lange tijdvakken van 30 dagen, dus een maand eigenlijk. De officiële klimatologie rekent altijd per kalendermaand en detecteert zo niet de koudste 30 dagen tijdvakken. Het zijn de groten onder de winters die zeer koude perioden van 30 dagen produceren, zoals op het lijstje blijkt. Hierin staan de jaren gevolgd door de gemiddelde temperaturen in het 30 dagen tijdvak en de startdatum.
1942 ; -7,9 ; 10 januari
1956 ; -6,7 ; 28 januari
1963 ; -6,1 ; 24 december
1947 ; -6,1 ; 26 januari
1940 ; -5,6 ; 5 januari
1929 ; -5,2 ; 1 februari
Een paar zaken vallen mij op : de kampioen van de 5-daagse perioden, 1929, komt hier maar tot de 6-de plaats. En dan die winter van 42, laat begonnen en dan meteen zo'n enorme kou, waar zelfs de beroemde februari 1956 niet aan komt. Februari 56 staat wel weer aan kop als het gaat om het gemiddelde van de etmaalminima : -11,7 tegen -11,5 in 1942. Een volgende keer ga ik nog in op de 10- en 20- daagse perioden.

Een interessant bericht verscheen afgelopen week in het VWK-nieuws : Onderzoekers van het visserijcentrum in Aberdeen hebben geconstateerd, dat het zoutgehalte in de zee ten noorden van Schotland is afgenomen. Dit duidt volgens hen op vertraging van de Golfstroom en het vrijkomen van smeltwater uit het Poolgebied. Oceanograaf Terry Joyce schat de kans dat de golfstroom de komende 100 jaar tot stilstand komt op 50%. Engeland zou dan het klimaat van IJsland krijgen. Kijk, dat zijn nog eens opbeurende berichten voor de liefhebbers van kou. Andere onderzoeken wijzen uit, dat de invloed van de golfstroom veel minder groot is dan werd gedacht. Bepalend zou zijn de overheersende zw-stroming. Wat zo'n bericht waard is, weet ik niet. Het toont wel aan, dat er geen eenstemmigheid is over de te verwachten klimaatveranderingen.

In deze fase van de herfst probeer ik het beeld van de komende winter rond te krijgen. Statistisch gezien was de warme zomer een slecht begin; immers, warme zomers werden zelden gevolgd door koude of strenge winters. Over vier warme zomers gevolgd door koude winters zal ik in het volgend bulletin nog een keer berichten. Intussen hebben we een oktober gehad die te koud was en bovendien een vrij sterke temperatuurdaling liet zien. Het eerste lijkt ongunstig en het laatste gunstig voor een koud winterseizoen. Tot zo ver een gevarieerd beeld. Toen kwam november. Opvallend is deze maand, dat een stevige westcirculatie tot nu toe niet heeft doorgezet. In de eerste helft van de maand was er de invloed van een hogedrukgebied boven het vasteland van Europa. Dat fenomeen doet zich vaker voor voorafgaand aan een koude winter (zie ook het 1979 journaal). In de tweede helft van de maand zakten lagedrukgebieden telkens weer uit in de richting van Spanje. Dit zou er op kunnen wijzen, dat een westelijke stroming boven Europa deze winter geen kans krijgt. Daarmee is nog niet gezegd, dat de winter tot een koude zal uitgroeien. Tenslotte : er is erg weinig onweer geweest in november, al weer een gunstig teken. Volgens Pruiksma duidt de afwezigheid van onweer in november op een stabiele koude winter.

De komende winter laat zijn plannen nog niet duidelijk zien. Voor de komende week zit er geen opzetje naar de winter in. Op langere termijn suggereren de Amerikanen, dat boven Europa weer een hogedrukgebied gaat ontstaan. Als die ontwikkelingen zoals geschetst doorgaan, ziet het er ook dan nog niet volop winters uit. Je zou het als een poging kunnen zien en we hopen maar dat een volgende poging wel slaagt. Mijn indruk is, dat we nog wel even moeten wachten voor het zo ver is. Als de wintervoorspelling van Lars Thieme uitkomt, dan zal er pas eind december en de eerste helft van januari kans zijn op een goed stuk winter. Zoals ik eerder schreef : Röder is veel pessimistischer. Voorlopig stel ik mij op het standpunt, dat deze winter niet groots wordt, maar wel in het midden, ruwweg tussen 15 december en 20 januari, voor sneeuw en ijs gaat zorgen.

pijl terug

Winterbulletin no. 7 door Cees van Zwieten

(17-11-03)

Afwachten

Er is eigenlijk weinig te melden over het weer van dit moment. Opvallend was in de voorgaande twee weken, dat een hogedrukgebied zijn stempel op het weer drukte. Daarbij dook de temperatuur op 11 en 12 november even omlaag. Sindsdien zitten we in een periode van licht wisselvallig weer. Herfststorm is er toe nu toe niet bij, evenmin als onweer. Voor mij is dat een gunstig signaal voor de komende winter.

Echt winterweer is evenmin in zicht de komende week; gelukkig maar zou ik haast zeggen, want ik vertrouw die winters niet, die te vroeg beginnen. Er zijn zelfs strenge winters geweest, die pas in een zeer laat stadium begonnen. De winter van 1942 kwam pas op 10 januari op gang en 1956 liet ons zelfs tot 30 januari wachten.

Bij het zoeken naar vergelijkingswinters noemde ik in het vorige bulletin de jaren 41/42, 69/70, 90/91 en 95/96. Al die winters werden voorafgegaan door vrij warme tot zeer warme zomers. Voorlopig zie ik in de novembermaanden voorafgaand aan die winters weinig overeenstemming met de huidige november. Ik kom daar aan het eind van de maand op terug.

In de wachtkamer, waar we nu in zitten, is er altijd wel aantrekkelijke lektuur. Bij het neuzen in de cijfers van vroegere winters stuitte ik weer eens op de winter van 1942; wat me bezig hield was het fenomeen : zeer koude periodes in winters. Zo vond ik als koudste perioden van 5 dagen in 1942 de periode 18-1 t/m 22-1 met een gemiddelde van -12,0 °C. Ter vergelijking : voor het laatst maakten we zo iets mee van 11 t/m 15 januari 1987 ; toen in De Bilt een gemiddelde van -10,8°C. De grote kampioen op dit gebied blijft 1929, toen het dagenlang bij sterke wind streng tot zeer streng vroor van 11 februari t/m 15 februari; gemiddelde temperatuur : -12,4°C.

Kan het kouder? Het ligt er maar aan, wat je als maatstaf neemt. Als we kijken naar de minimum temperaturen, dan vinden we een serie koudste nachten in 1956. In de periode 15 t/m 19 februari was het gemiddelde van de minima : -18,0°C. Daar kwam zelfs 1929 niet aan toe met -17,2°C. Komt zoiets ooit weerom? We wachten af, in het nieuwe klimaat is nog alles mogelijk.

pijl terug

Winterbulletin no. 6 door Cees van Zwieten

(9-11-03)

Röder

Vanochtend was het opnieuw prachtig weer. Februari, maart, april,..., oktober, november, allemaal maanden met veel droog en zonnig weer. Telkens keert het mooie hogedrukweer terug. Hoe lang gaat dit nog door en wat zijn de consequenties voor de naderende winter? Wolfgang R”der heeft zijn voorspelling al klaar, ik kom daar aan het eind van het bulletin nog op terug. Ik kijk naar mooie winters uit het verleden, zoals 1963 en 1979 en zie dan, dat ook daar in het voorspel de continentale hogedrukgebieden overheersten. Je moet daaruit geen snelle conclusies trekken, want als we dat op basis van de voorafgaande zomer zouden doen, dan zien we dat er geen overeenkomst is : Zowel 1963 als 1979 werden voorafgegaan door zeer koele zomers.

Moeten we dan misschien eens kijken naar koude winters, waar een warme zomer aan vooraf ging? Ik zoek daartoe in de lijst met de 20 warmste zomers sinds 1901, geselecteerd op basis van het warmtegetal. Ik vind dan de volgende vrij warme tot zeer warme zomers die gevolgd werden door een koude of strenge winter : 95 , warmtegetal 170 , extreem warm ; 69 , warmtegetal 115 , zeer warm ; 41 , warmtegetal 100 , warm (classificatie van IJnsen). We weten wat voor winters daar op volgden : 1996 streng, 1970 koud en 1942 zeer streng (IJnsen). Interessant is toch om nog het seizoen 1990-1991 te noemen. Na een warme zomer, die in de lijst op de 14-de plaats komt (warmtegetal 87), kregen we de winter van 91 : na lang wachten kwam er vanaf 28 januari een vorstperiode met daarin een heuse koudegolf van 6 t/m 11 februari. Praktisch alle kou van die winter zat in die vorstperiode; het koudegetal liep daarin op met 75,3 en dat is bijna even veel als in de hele winter van 2003.

De volgende stap is, te kijken naar de circulatie in november. In een volgend bulletin zal ik daar verslag van doen. Intussen kijken we naar de luchtcirculatie van dit moment. Een groot hogedrukgebied boven Europa met zwaartepunt boven Finland bepaalt het weer in grote lijnen bij ons. Een storing van de oceaan begint wat op te dringen en doet het weer verslechteren bij ons. De komende dagen houdt het hogedrukgebied nog stand. De echte wisselvalligheid zal waarschijnlijk pas tegen het eind van de week op het toneel verschijnen. Volgens het KNMI is de kans op wisselvallig en zacht weer dan groot.

En dan nu de verwachting van Röder : december zal een koude afwijking in drukverdeling vertonen met hogere druk bij Schotland en lagere druk in het noorden van Rusland. Dat geeft hoop op noordelijke stroming en dus een te koude december. Voor januari presenteert hij ons kaartjes met en versterkte west-circulatie. Daarmee suggereert hij gemiddeld te hoge temperaturen. Voor februari ziet het er alleen maar slechter voor ons uit. Gezien de reputatie van Röder, moeten we daar nog maar niet van wakker liggen.

pijl terug

Winterbulletin no. 5 door Cees van Zwieten

(3-11-03)

Optimisme

Wat een commotie over de ontwikkelingen in het weer in oktober en nu ook mogelijk in november. Wat oktober betreft is dat heel terecht, want oktober 2003 behoort tot de koudste wijnmaanden, volgens Jan Visser de op vier na koudste sinds 1901. Aan het eind van de maand beleefden we een koudeperiode met in De Bilt 7 vorstdagen achtereen. Eelde deed het nog beter met een serie van 14 vorstdagen, waarvan twee met matige vorst. De laagste temperatuur in ons land werd gemeten op 24 oktober op vliegbasis Twenthe : -8,4°C en dat is de laagste temperatuur die in Nederland in oktober gemeten is. Ook dat kan dus in het warmere klimaat.

De gemiddelde temperatuur in oktober was in De Bilt 7,5° en dat is bijna 3 graden kouder dan normaal volgens de nieuwe normalen (1971-2000). In het verleden waren oktobers ooit wel eens kouder. Zo was oktober 1905 en 1922 nog een hele graad kouder. In beide gevallen volgde een zachte winter met geen of nauwelijks schaatsmogelijkheden. In 1923 kwam in februari nog een kleine vorstperiode voor van 9 dagen met daarin 3 ijsdagen en een Hellmann-getal van 22. Dat was het dan helemaal. In het recente verleden was oktober 1974 kouder dan 2003 met een gemiddelde van 7,0°. En over die winter kunnen we maar beter helemaal zwijgen.

Wat gaat de komende winter doen? Over de ontwikkeling in oktober kan ik iets positiever worden, nu blijkt dat de trendmatige daling van de temperatuur in oktober valt in de categorie : gunstig. Ik citeer het weerbericht van Jan Visser in Trouw van donderdag 30 oktober : "Volgens Bart van Mourik (klimaatspecialist uit De Bilt) kan men in het algemeen stellen, dat een oktober, waarin de temperatuur met minder dan 5° daalt, gevolgd wordt door een vorstarme winter; daalt de temperatuur sterker, dan bestaat er een grotere kans op een strenge of zeer strenge winter". Het verband blijkt toch niet zo eenvoudig te zijn, want bij een daling van meer dan 10° gaat het verhaal van de vergrote kans op een strenge winter weer niet op.

Wat kunnen we nu met zo'n verhaal? Oktober zit met ruim 9° trendmatige daling gevaarlijk dicht bij die 10°. De vergrote kans op die strenge winter, waar we allemaal op wachten, lijkt me dan ook iets om met de nodige argwaan te bekijken. Intussen ben ik wel gaan kijken naar de vergelijkingswinters die Jan Visser noemde : 1909, 1934, 1941, 1917, 1942 en 1947. Respectievelijk drie koude, ‚‚n strenge en twee zeer strenge winters. Alle hadden ze een grote daling in oktober. In het geval van oktober 1940 (dus voor de winter van 41) lijkt mij de luchtdrukontwikkeling in oktober gelijkenis te vertonen met oktober 2003. Dat werd nog eens bevestigd door een overzicht, dat meteoroloog Adrie Huiskamp op het internet (forum weeronline) zette. Daarin bleek een behoorlijke mate van overeenkomst tussen de circulatietypen van beide oktobermaanden. Hetzelfde geldt ook voor oktober 1962, 1946 en 1949. Zoals we weten werden oktober 1946 en 1962 gevolgd door superwinters.

De verwachtingen voor de komende week geven aan, dat ook november weer blokkades in de drukverdeling gaat vertonen. Een groot hogedrukgebied lijkt te ontstaan boven centraal en later noord Europa. Ook dat lijkt (voorzichtig) te wijzen in de richting van een abnormale winter. Dit alles stemt me licht optimistisch over de komende winter. Daarbij is het afwachten welke positie de hogedrukgebieden gaan innemen in de echte wintermaanden, en hoe ze zich zullen ontwikkelen. Dat is doorgaans anders dan in oktober en november.

pijl terug

Winterbulletin no. 4 door Cees van Zwieten

(27-10-03)

Hellmannetje

Met zo'n week achter de rug zou je bijna van een koudegolf spreken. De afgelopen vijf dagen gaven in De Bilt een gemiddelde temperatuur te zien van 3,4°C ; dat is normaal voor eind december. In die periode kreeg De Bilt vier vorstdagen om de oren en zelfs ‚‚n dag met een gemiddelde onder 0 : op vrijdag 24 oktober 2003 bedroeg het etmaalgemiddelde -0,2. Dat mag uitzonderlijk heten, want niet eerder kwam dit in de afgelopen eeuw zo vroeg voor. Eerder was het op 26 oktober 1906 gemiddeld -0,8 en op 27 oktober 1950 gemiddeld -0,4°C.

Zo'n extreem koud etmaal is wel een beetje een toevalstreffer. Het is een combinatie van gunstige factoren. Zo kon in de heldere nacht van de 24-ste de temperatuur eerst sterk dalen tot -5,9°C. Vervolgens zorgde een sneeuwgebied er voor dat de temperatuur overdag op de zeer lage waarde van 5,3°C bleef steken. Was het sneeuwgebied in de nacht over ons land getrokken, dan hadden we dat lage gemiddelde niet gehaald.

Vandaag kunnen we nog steeds genieten van schitterend "winterweer". Vanochtend was de trap van onze veranda geheel wit berijpt; daarvoor moet het, gezien het klimaat van een stadstuintje toch echt behoorlijk vriezen. Luchthaven Rotterdam had als minimum -4,1 en dat mag er zijn in oktober. De ontwikkeling in de luchtdrukverdeling gaan intussen bij ons minder snel dan eerst werd verwacht, dwz de koude lucht houdt zich nog even staande in onze omgeving. Omstreeks woensdag zal het wel gedaan zijn met dit oktoberwintertje.

Over die koude dag, 24 oktober, ontstond enige discussie. Het ging om de vraag of deze -0,2 mee telt voor het koudegetal voor de komende winter. Je zou kunnen zeggen : waarom niet? De gewoonte is echter om de gemiddelden onder 0 pas te gaan optellen vanaf 1 november, en af te sluiten op 31 maart. De kou van 24 oktober zal dus niet mee gaan tellen voor het koudegetal van Hellmann voor de winter van 2003-2004. We mogen ook hopen, dat dit kleine bedrag in het niet gaat vallen vergeleken bij de echte winterkou.

pijl terug

Winterbulletin no. 3 door Cees van Zwieten

(24-10-03)

Vroege en late kou

Oktober doet het wel erg winters op dit moment. Vannacht is op diverse plaatsen matige vorst voorgekomen. De Bilt had -5,9 , wat overigens al de tweede nacht met matige vorst was, en Twenthe was koploper met -8,3. Diverse weeramateurs meldden vanochtend sneeuwval; in het midden en oosten van het land is de wereld al wit geworden.

We hebben te maken met een blokkade in de omgeving van IJsland. Deze houdt zachte lucht op afstand en laat koude poollucht het vasteland van Europa binnenstromen. Het lijkt er op, dat rond het weekend het hogedrukgebied zich naar het midden van de Oceaan gaat terugtrekken en zo de weg vrij maakt voor zachter weer.

Als het dan in het weekend zachter wordt, hebben we een periode van twee weken met winters aandoend weer gehad. Eerst dat mooie weer met oostenwind en daarna dit. Het maakt de winterliefhebber enthousiast. Nu al matige vorst en sneeuw! Ik ben, met de blik op de komende winter, daar niet zo enthousiast over. Al te vroege kou wordt gemakkelijk in de winter vervangen door schier eindeloze perioden van zacht, herfstachtig weer. Het wordt vooral interessant hoe de ontwikkelingen zullen zijn in november. We zullen zien welke afwijkingen van de normale situatie zullen dan zichtbaar worden.

Ik kom nog even terug op de winter van 1845. In mijn boekenkast staat een leuk boekje van Hans de Jong met de titel : "Het weer te kijk". Daarin staat ook een beschrijving van de extreem koude maart van die winter. De gemiddelde temperatuur was -2,3°C! Je gelooft je ogen niet, als je dat getal ziet : -2,3 voor de maand maart! We moeten terug tot januari 1987 (-2,7) om in de recente geschiedenis een koudere wintermaand te vinden. Ik citeer nog uit genoemd boekje : "De eerste negen dagen waren alle ijsdagen. Het tijdvak van 13 tot en met 16 maart is waarschijnlijk het koudste uit de Nederlandse historie geweest. In Zwartsluis werd zowel op 13 als op 14 maart -19 opgetekend. Op 14 maart werd in de Oeconomische Hortus van Groningen zelfs -20,7 gemeten."

Tenzij anders vermeld hebben de weergegevens betrekking op De Bilt. Bron : KNMI

pijl terug

Winterbulletin no. 2 door Cees van Zwieten

(21-10-03)

Koudegolven

Het is heel verleidelijk om aan de hand van de weersontwikkelingen in oktober te verwijzen naar de komende winter, zeker in het geval dat oktober al zulke winterse aspiraties vertoont als oktober 2003. We zagen een onvervalste winterse blokkade met oostenwind, die ons vrij koud en mooi zonnig weer bracht. Op dit moment zitten we in de overgang naar minder stabiel weer, maar nog steeds met een koude stroming, nu globaal uit het noorden. Gangmaker van dit winters aandoende feestje is een krachtige rug van hoge druk boven IJsland en Groenland. De hoogtestroming is boven west Europa daardoor noordelijk en dat lijkt nog wel een paar dagen zo te blijven. In de winter zou dit aanleiding geven tot koud weer met sneeuw of sneeuwbuien.

Voorzichtigheid is geboden, als we op basis van deze ontwikkeling vooruit willen kijken. Tussen half oktober en begin december verandert er nog veel in de temperaturen van lucht en water. Daardoor kan het circulatie-type tegen die tijd grondig en langdurig anders zijn dan nu in oktober het geval is. Ik meen als voorlopige conclusie te mogen trekken, dat stabiliteit geen kenmerk van de komende winter gaat worden. Dat zegt nog niet veel over het koud of zacht zijn van de winter.

In het noorden en midden van Scandinavi‰ is de eerste koudegolf een feit. Vorst overdag en strenge vorst in de nacht worden daar op uitgebreide schaal gemeten. Voor die omgeving is dat nog niet zo uitzonderlijk : in de tweede helft van oktober zit de winter daar doorgaans al vast in het zadel. Wat bedoel ik nu met koudegolf? Je zou zeggen, dat dit begrip plaatsgebonden is: wat voor ons een koudegolf mag heten is in Lapland aan de orde van de dag en dus het vermelden eigenlijk niet waard. Voor ons land ga ik een definitie hanteren die al enige tijd de ronde doet in meteorologische kringen, oa in de vereniging voor weerkunde en klimatologie en bij Meteoconsult. De definitie kan je zien als een soort tegenhanger van de hittegolf in de zomer; het is een periode van uitzonderlijk koud weer, zoals die alleen in koude winters voor komt. Strenge winters kennen vaak meer dan ‚‚n koudegolf, zoals 1963 met 4 koudegolven!

Maar nu de definitie : Een koudegolf is een periode van tenminste 5 aaneengesloten ijsdagen (maximum onder 0) met daarin tenminste 3 koude dagen (minimum onder -10). Er bestaat al een lijst met koudegolven in de winters sinds 1901. Die lijst ontving ik onlangs van klimaatonderzoeker Folkert IJnsen. Ik kom daar in de loop van de winter nog wel op terug, zeker als het nog eens zo ver mocht komen, dat deze winter vergezeld gaat van een koudegolf. Een paar wil ik er toch noemen.

1997 : Dat was de laatste keer dat ons land een koudegolf mee maakte. De koudegolf duurde 12 dagen, van 31 december t/m 11 januari. Daarmee was het de langste koudegolf sedert de koudegolf van 23 december 1962 t/m 3 januari 1963. In hevigheid overtrof 1997 echter die van 1963. Dat is bv af te lezen aan de gemiddelde temperatuur in de koudegolf : -5,8 in 1963 tegen -7,2 in 1997. Het kan overigens nog kouder, maar laat ik niet op de 1979-zaken vooruit lopen. Ook het absolute minimum mocht er zijn in 97, nl -16,0 tegen -11,5 in 1963. En dan te bedenken, dat we op 31 december 1996 al een dag of vijf op het ijs stonden. In de koudegolf steeg het koudegetal vervolgens nog met 86 punten. Briljante winter.

1971 : Een buitengewone koudegolf, niet zo zeer door de hevigheid, maar door het late tijdstip in het seizoen. Die koudegolf vond plaats van 2 t/m 6 maart. Zo laat is nooit in de twintigste eeuw een koudegolf voor gekomen. Met 5 ijsdagen en 3 koude dagen voldeed die periode precies aan de minimum-voorwaarde. Op 7 maart vroor het opnieuw streng met een minimum van -13,6. Doordat het overdag licht dooide telde deze dag niet meer mee.

Kan een koudegolf later in het seizoen? Misschien vroeger wel, bijvoorbeeld in 1845, toen men met de paasdagen nog op het ijs stond. Gedetailleerde gegevens daarover heb ik niet, maar het zou me niets verbazen, als daar rond 10 maart nog een koudegolf in gezeten heeft.

pijl terug

Winterbulletin no. 1 door Cees van Zwieten

(2-10-03)

Vorstgetal van IJnsen

Hier is dan eindelijk het, door sommigen lang verwachte, eerste winterbulletin. Wat doet een schaatsweerman nou in die lange zomerperiode? Je zou denken, dat dat alleen maar wachten is op de nieuwe winter. Niets is minder waar. Deze zomer heeft mij in zijn greep gehad. Dat komt natuurlijk omdat ik, als het erop aan komt, weerman pur sang ben en dus evengoed in staat van opwinding kan geraken door een zware onweersbui of een lange hittegolf als door een flinke sneeuwbui of een koudegolf. Maar : sneeuw en de koudegolf blijven de mooiste!

Naar aanleiding van deze bijzondere zomer ben ik aan het rekenen gegaan en heb zelfs een nieuwe maat voor de zomerwarmte ge‹ntroduceerd. Dat is een warmtesom, vergelijkbaar met de koudesom van IJnsen voor de winter; niet te verwarren met het vorstgetal van IJnsen; op dat vorstgetal kom ik zo meteen nog terug. In hoeverre die warmtesom geaccepteerd zal worden is voorlopig een grote vraag, want het begrip blijkt al, in iets andere vorm, te bestaan. Bovendien, al werkend met rekenbladen, kwam ik tot een manier om gegevens van winters te berekenen en te ordenen en heb daarbij alvast een zeer voorlopige definitie van vorstperiode opgesteld : Een periode van tenminste 5 opeenvolgende vorstdagen, met daarin tenminste 3 ijsdagen. De twee vorstperioden van vorig jaar komen er uit met koudegetallen van 23,9 en 33,1. Opmerkelijk aan de winter van 2003 is, dat de koudste periode van 30 dagen viel van 28 januari t/m 26 februari; buiten die vorstperioden om. De langste serie vorstdagen was van 10 t/m 23 februari met daarin maar 15 punten voor het koudegetal. Dat stelde voor ijsvorming weinig voor.

Een definitie van "koudegolf" zou er binnenkort komen volgens de voorlichting van het KNMI. Nu weet ik uit betrouwbare bron, dat die definitie er al lang is en dat er al een overzicht van koudegolven is. De klimatologische dienst van het KNMI heeft ‚‚n en ander nog niet klaar voor publicatie, maar ik verwacht dat ze met de al circulerende definitie zullen komen. Ik houd jullie op de hoogte.

Ik moet nog wel iets rectificeren, want in mijn laatste bulletin van 2003 ben ik slordig geweest met het verwerken van koudegetallen en vorstgetallen. Ik heb daar het volgende geschreven : "Daardoor kwalificeert IJnsen 1984 als normaal in plaats van te zacht." Het ging hier om het vorstgetal volgens IJnsen, dat in 1984 slechts 13,5 bedroeg. De grens voor normaal is 16,7 en de winter van 1984 moet dus volgens IJnsen vrij zacht heten. De heer IJnsen in eigen persoon wees mij op deze onjuistheid, wat mij weer stimuleerde om me in de achtergrond van zijn vorstgetal te verdiepen. Zijn opzet is statistisch van aard en leidde tot een grondige vergelijking van alle winters sinds 1706; het vorstgetal volgens IJnsen is een maat voor alle vorst in een seizoen. Op deze plaats ga ik daar niet verder op in; voor ons doel blijft het koudegetal volgens Hellmann interessanter, omdat dat een goede maat is voor ijsvorming. Ook bij Hellmann is het oppassen, want het gaat vooral om aaneengesloten perioden met "Hellmann-dagen". Verder kan wind en sneeuw nog een complicerende factor zijn.

Wat betreft de vergelijking van winters zat er nog een onjuistheid in mijn laatste bulletin van vorig jaar. Bij het vorstgetal van IJnsen is het pas zinvol om vergelijkingen te maken als het hele seizoen van november t/m maart voorbij is. Dit hangt samen met het feit, dat de formule van IJnsen gebaseerd is op de statistiek van het optreden van vorstdagen, ijsdagen en koude dagen in die gehele periode. Ik kan nu het juiste overzicht maken :

Jaar| Hellmann-getal | Vorstget IJnsen| Schaatsen?
1976| 72,6 (normaal) | 14,3 (vr zacht) | ja
1980| 46,7 (normaal) | 14,5 (vr zacht) | ja
1984| 36,4 (vr zacht) | 13,6 (vr zacht) | nee (?)
2003| 80,1 (normaal) | 17,0 (normaal) | ja

We zien nu, dat in 1984 en 2003 de beide methoden tot hetzelfde resultaat leiden. In de beide andere jaren, 1976 en 1980, zijn ze het niet eens. Bezien we de vier genoemde winters, dan zien we, dat normaal volgens Hellmann aansluit bij mijn herinnering als schaatswinter. De winter van 1984 was de zachtste van de vier en was volgens beide karaktergetallen vrij zacht; 1984 leverde vrijwel geen schaatsijs op.

Hoe staat het nu met de komende winter? Ik vind dit moment wel erg vroeg om er iets over te zeggen. Nou ja, toch maar even dit : Na zo'n lang warme zomer is er statistisch gezien weinig hoop op een koude winter. Meestal volgt een weinig spraakmakende winter op een zeer warme zomer. Er zijn echter wel uitzonderingen. Zo volgde op de zeer warme zomer van 95 de lange koude winter van 95/96, vooral in het noorden van het land was die winter zeer koud. Ook volgde op de warme zomer van 1969 een lange en vrij koude winter. Er is dus nog hoop. In de loop van oktober komen de volgende signalen binnen, dus verwacht niet van mij, dat ik bij de eerste sneeuwvlok of nachtvorst met een voorspelling kom.

pijl terug