schaatsthuis verhalen archief ijskansen websporen contact
Archief oude bulletins

Winterbulletin no 8 door Cees van Zwieten

(16-1-2007)

Het wordt steeds lichter

Wat zich op 10 januari voorzichtig in de glazen bol van GFS meldde, is zich in de afgelopen 6 dagen steeds duidelijker gaan manifesteren in de verwachtingen : er is een gevoelige afkoeling te verwachten op een termijn van ongeveer 5 dagen. Want daarover zijn inmiddels alle weermodellen het eens: boven de oceaan gaat zich in het weekend een krachtige rug van hoge druk ontwikkelen die de stroming boven Europa ongeveer 90° zal doen kantelen; van west naar noord. Het KNMI gaf zondag nog 20% kans op kouder weer in de lange termijnverwachting; gisteren was dat 50% en vandaag wordt 70% genoemd.

Eindelijk, eindelijk zijn we verlost van die aanhoudende westcirculatie, die, met een kleine onderbreking rond de kerstdagen, Europa nu al de gehele winter in zijn greep houdt. Je kan je afvragen of dat uniek is. Ik denk het niet, want ook in het seizoen 1974-75 gebeurde zoiets. De gemiddelde temperatuur over de periode 1 december t/m 15 januari bedroeg toen 7,1°C terwijl dit jaar het wintergemiddelde tot nu toe 7,2°C bedraagt. Wat dit betreft behoeven we niet over een effect van het nieuwe klimaat te spreken. Nemen we de voorgeschiedenis, namelijk de herfstmaanden, erbij dan zien we wel een fors verschil. Vooral oktober was zeer koud in 1974.

Gaat 2007 het seizoen 1975 achterna? Misschien in grote lijnen wel, al is te hopen dat Thialf er dit jaar meer van maakt dan in 1975. Toen kende februari globaal ander weer dan de voorafgaande maanden. Het kwam echter niet tot vorst van betekenis; ijsdagen kende die winter niet en de schamele 3,2 punten voor het koudegetal van Hellmann werden bij elkaar gegrabbeld in de periode 5 t/m 16 februari.

Vandaag is het 16 januari, in mijn herinnering was dat een prachtige dag in 1963. Na enige tempering van de kou, met zelfs wat dooi in de kuststreken, sloeg de kou opnieuw toe. De winter ging vanaf die dag naar een grimmig dieptepunt, zoals de elfstedenrijders een paar dagen later ondervonden. Ziehier een fragment uit mijn dagboek 1963 , zoals dat nu al gedeeltelijk op de site staat.

16 januari 1963 : Vandaag moet ik het even hebben over Bertus. Bertus was onze bakker, of beter gezegd : de broodrijder van de Haagse bakkerij Hus. Deze mensen werkten ’s ochtends in de bakkerij en vertrokken dan met een handkar met brood naar hun wijken. Iedere ochtend kwam hij langs en dan schalde het zangerige “Bàkkuh mwrâo” over de trap. Deze ochtend was het weer stevig gaan vriezen, waarbij ik om een uur of acht bijna –8 las op onze thermometer. Maar Bertus vertelde, dat het vanochtend om vier uur nog regende in Den Haag! Bijna onvoorstelbaar. Op de weerkaart van de afgelopen nacht zien we een kern van de depressie precies boven ons land liggen. In het noorden bleef het vriezen en in het zuiden en westen was de temperatuur omstreeks 0. Daarbij viel langs het front sneeuw, en in het westen ook regen. In De Bilt is er een scherpe temperatuurval : om half vijf nog +0,5 en om kwart over vijf –5,5. De wind is gedraaid naar noordoost tot oost en toegenomen tot matig. In vrijwel het hele land blijft het overdag matig vriezen; het is nu dus weer volop winter. Bepalende druksystemen zijn een hogedrukgebied een paar honderd km ten noorden van Oslo, met 1046 hPa, en een lagedrukgebied bij de Azoren. De toegang voor oceaandepressies is weer volledig afgesloten. Boven Europa is een Noordoostelijke (!) straalstroom ontstaan, die ook in de bovenlucht kou aanvoert. Dat zit dus wel goed met die elfstedentocht. Koudegetal t/m 16 januari: 168,4

Het is bijna onvoorstelbaar, hoe winters van elkaar kunnen verschillen. In plaats van een ijzige witte wereld zien wij op dit moment hier en daar wat groen en verdwaalde bloempjes. In de Alpen leidt dit gebrek aan winterweer tot bijna potsierlijke situaties. Zo las ik vanochtend in de krant, dat in Oostenrijk sneeuw wordt gedropt door helikopters op een piste waar over anderhalve week de jaarlijkse Hahnenkamm-skiwedstrijden moeten worden gehouden. De hoogte van de nog groene piste wordt niet vermeld (2000 meter?). Zo te zien is de situatie nogal ongebruikelijk en is de organisatie een beetje in paniek. Het ziet er nu naar uit, dat er volgende week flink sneeuw gaat vallen in de Alpen. De paniek was misschien niet nodig.

Ook voor de schaatsliefhebber is er nog geen reden tot paniek of wanhoop. We gaan een periode tegemoet met normale tot iets benden normale temperaturen. In Scandinavië zal rond het weekend de vorst sterk toenemen. In midden-Europa zal het gaat vriezen en ook ons land gaat een staartje van de winterkou mee pakken, met kans op sneeuw vanaf aanstaande maandag. Het vervolg is nog erg onzeker, en een vorstperiode lijkt nog niet direct voorhanden.

Tot en met het weekend moeten we het nog doen met stormachtig en zacht weer. Pas op zondag gaat de temperatuur een dalende lijn inzetten, die doorzet in naar dinsdag. Vanaf maandag zal de temperatuur onder normaal liggen met op veel plaatsen lichte vorst in de nacht en ochtend. Hoe het precies met die sneeuwkansen zal liggen laat zich op dit moment moeilijk inschatten.

Mooie vooruitzichten op een weertype dat tenminste echt bij de winter past. IJspret zal het nog niet opleveren, maar in ieder geval is de situatie beter dan ooit deze winter; we zien steeds meer licht aan het eind van de tunnel. We kunnen weer ademhalen en hopen er het beste van.

Winterbulletin no7 door Cees van Zwieten

(13-1-2007)

Licht in de tunnel

Een jaar zonder winter? Het begint er er een beetje op te lijken. Vanmiddag zag ik de groene sprieten van de opkomende narcissen al 5 tot 10 cm boven de grond staan. Ik maart zou je er opgetogen van raken, maar nu wekt het slechts bevreemding, om niet te zeggen: weerzin. Genoeg hierover, de media maken al voldoende tamtam over de natuur die van slag is.

Er is nieuws! De meeste weermodellen, met ECMWF (Europees) en GFS (Amerikaans) voorop, zinspelen nu op een afkoeling rond de 22-ste of 23-ste januari. Nog niet direct een omslag naar vriesweer staat er in de prognoses. Wel zou, als dit gaat uitkomen, koude lucht over Scandinavië maar het zuiden gaan uitstromen. Het is te ver weg, 10 dagen vooruit, om er nu al warm van te worden, maar uitzicht geeft het wel.

Nu we aan het weer niets beleven, kunnen we maar beter terug denken aan die mooie winters van weleer. Vandaag een fragment uit mijn dagboek 1985. Met een paar vrienden verbleven we een weekend bij de Nieuwkoopse Plassen. De zaterdag viel in het water als schaatsdag door een plotseling iets te hevig uitvallende dooi om de noord. Deze dooi was gelukkig van korte duur, zoals uit het verslag van de volgende dag blijkt:

13 januari 1985 (zondag) : We worden wakker bij prachtig vriezend weer. De thermometer wijst -7 tot -8 en er staat een matig windje uit het oosten. Mijn vriend E. en ik zijn er vroeg bij om een tocht te gaan maken, de vrouwen nemen het wat rustiger en zullen later een beetje gaan rijden.

Zo mooi kan winter zijn! We trekken in het huisje de schaatsen aan en stappen om half negen de witte wereld in bij zonsopgang. Na een meter of tien lopen staan we op het ijs van de Meije. Op veel plaatsen denken we plassen water te zien; dat is gezichtsbedrog, want het is spiegelglad nieuw ijs dat de plasjes water bedekt. Over de slootjes is redelijk te rijden.

Op de plas is het schitterend : een uitgestrekt poollandschap ontrolt zich aan onze ogen; op het ijs een afwisseling van witte en donkere vlekken en daarboven een nog krachteloze rode zon, zojuist opgekomen. We zoeken het startpunt van de tochten op en kunnen dan als eerste starten om 9.20 uur. We gaan de tocht van 35 km doen; meer zit er niet in omdat we in de middag weer afreizen. Om tien over 11 komen we aan de finish en halen onze medailles op; het ijs stroomt dan vol met toerrijders. Aan die files ontkomen we door onze vroege start.

Als we bij de boerderij terug komen, zijn ook de vrouwen uitgeschaatst. Voor hen was het meer een “proberen of we het nog kunnen” ; dat bleek niet mee te vallen, maar evenals wij genoten ze van de winterse omgeving. Na de lunch vertrekken we richting Rotterdam; het is zo koud dat de ijsbloemen tijdens het rijden op de ruiten blijven staan; later horen we dat de middagtemperatuur ongeveer -6 à -7 was.

Het ziet er naar uit, dat dit het begin is van een nieuwe koudegolf. Voor de komende nacht wordt -8 tot -15 verwacht bij een iets aantrekkende ONO wind. De druk boven Scandinavië is weer flink gestegen; boven de Middellandse Zee gaat de druk omlaag. Dat staat borg voor een aanvoer van koude lucht; op een aantal dagen met matige tot strenge vorst kunnen we in ieder geval rekenen. Koudegetal : 73,4

Zoals gezegd, er is nog steeds hoop op een bekering van deze losbol, zoals ik de winter in een ander bulletin noemde. Zal hij tot inkeer komen en dit geflierefluit laten varen? Wij voelen ons als winterliefhebber als in een lange donkere tunnel; we hebben nog geen idee hoe lang wij dit moeten ondergaan. Maar vandaag zien we eindelijk een beetje licht aan het eind van die tunnel.

Winterbulletin no6 door Cees van Zwieten

(10-1-2007)

Winters

Ja, het is wat met dat warmer wordende klimaat. Nu record op record sneuvelt is het klimaat (tijdelijk) een hot item in het nieuws. Gisteren werden maxima gemeten van 13 tot 14° en dat is dichtbij het maximum van wat ooit bereikt is in januari. Het lijkt er haast op, dat de lente in aantocht is. Dat is volgens mij maar schijn; meer dan een St Antooonlente kan het niet zijn. Dat is periode van zacht weer, genoemd naar de Heilige Anthonius.

Sommigen halen er 1947 bij, met een duidelijke Antoonlente en dat midden in een strenge winter. Op 10 januari 1947 had Nederland er al een meer dan gemiddelde portie winterkou op zitten. Op 16 januari steeg het kwik in zuid-Nederland tot recordhoogte. De Bilt kwam tot 11,1°C maar in Limburg gingen alle remmen los: Vliegveld Beek mat 15,9 en het meetpunt Maastricht zelfs 16,8°C. Daarna draaide de wind weer snel door het noorden naar het oosten. Op 20 januari viel de vorst weer in; er volgde een lange vorstperiode, die tot half maart duurde. Daarin zaten twee koudegolven, één van 10 en één van 21 dagen. Tenslotte eindigde het koudegetal op 343, net iets minder dan in de grote winter van 1962/63.

Die plotselinge zachtheid van 1947 is in het geheel niet te vergelijken met wat er dit seizoen gebeurt. Herfst en winter zijn tot nu toe buitengewoon zacht en van een neiging tot winterweer is tot nu toe niets te bespeuren. Helaas, zo is dat tot nu toe; de winter nu al opgeven is echter voorbarig. Het is nog steeds mogelijk dat het roer tegen het eind van januari om gaat. Ik verwacht dat zeker, al is het nog even afwachten of dat tot heuse vrieskou gaat leiden.

Laten we maar eens terugkijken naar 20 jaar geleden. De 9-de januari 1987 herinner ik me haarscherp. De winter was wat aan het stoeien geweest met sneeuwbuitjes en af en toe wat vorst. Op 8 januari vroor het hier en daar matig. Een duidelijk oostelijke stroming was er nog niet, maar de kou lag in Scandinavië en Rusland al op de loer.

Vrijdag 9 januari kwam dan de aankondiging van de kou, met ook overdag temperaturen ruim onder 0. Het vreemde was, dat de kou die nacht zo stilletjes binnen kwam. Geen strakke oostenwind, geen sneeuw of andere bijverschijnselen. Die nacht sliep ik licht en onrustig omdat duidelijk was, dat er een portie strenge kou onze kant op kwam.

Op zaterdag 10 januari liep ik een prestatieloopje in het Kralingse bos in schitterende wintersfeer. Er lag nog wat half ontdooide en weer opgevroren sneeuw, de lucht was helder en de kou was prikkelend. De temperatuur kwam in de middag al niet hoger meer dan -5. In de daarop volgende dagen nam de kou verder toe. Bij een matige oostnoordoosten wind werd zeer koude lucht uit het noorden van Rusland aangevoerd. Op zondag 11 januari bleef het kwik in het hele land steken op waarden rond -9°. Op de Waddeneilanden leidde dit tot hevige sneeuwval. Bij ons in de omgeving van Rotterdam bleef het helder vriesweer.

De volgende dag, maandag 12 januari, stonden we al op het ijs op de Alblasserwaard. Dat leek me in dit geval na ruim twee etmalen vorst wel vertrouwd. Bij een temperatuur van omstreeks -12 gingen we van start. We waren zo ongeveer de eersten die er schaatsten; het leek er op dat de snelle ijsaangroei de plaatselijke bevolking had overvallen. Van sommige plekken die we bereden, werd door omstanders beweerd, dat het de dag er voor nog open had gelegen. Wij bemerkten intussen niets van onbetrouwbaar ijs en volbrachten onze tocht zonder problemen.

Het bleef daarna nog een week zeer koud. Velen zullen zich 14 en 15 januari nog herinneren vanwege de strenge vorst bij krachtige wind. Erwin Kroll waarschuwde die dagen voor de hevige kou en drukte ons op het hart niet naar buiten te gaan als het niet strikt noodzakelijk was. Dat moet je tegen een winterliefhebber natuurlijk niet zeggen; die gaat dan zo mogelijk acuut naar buiten. Op de 14 –e was het inderdaad ongewoon koud door de combinatie van windkracht 4 tot 5 en temperaturen omstreeks -15. Op de vensters van onze woonkamer, toen nog met enkel glas, stonden om 1 uur in de middag de ijsbloemen nog bijna tot boven aan de ruiten!

Enfin, het was een winter van kaliber, die helaas geen elfstedentocht opleverde. Wel een Elfmerentocht, die ik dat jaar ook gereden heb. Is zoiets nog weggelegd voor ons land, met die klimaatverandering? Niemand weet dat, maar de kans op zulke winters wordt natuurlijk wel kleiner. Dit jaar is er nog steeds kans op een februariwinter(tje) ondanks de doemverhalen over een mogelijk extreem zachte winter. Het Amerikaanse model (GFS) ziet in de glazen bol (verwachting voor omstreeks 24 januari) nu al een paar dagen een verandering in het stromingspatroon optreden. We zullen zien of deze visie stand houdt. Ik houd u op de hoogte. Voorlopig doen we het me hopen en wachten.

Winterbulletin no5 door Cees van Zwieten

(5-1-2007)

Hoop

Wat is er met de winter aan de hand? Bestaat de echte winter niet meer? Je zou het haast zeggen, nu winterweer in Europa ver te zoeken is. In Lapland, daar vriest het overdag matig. Voor die streken mag dat zeer gematigd heten; wij zouden een gat in de lucht springen als we vernamen dat het overdag zou blijven vriezen. Want dat zou snelle ijsvorming tot gevolg hebben.

De weerkaarten bieden voorlopig weinig hoop op een ommekeer. Het is zelfs waarschijnlijk, dat dit wisselvallige en zachte weer nog minstens een dag of tien zal aanhouden. Geen omslag dus in de periode 5 tot 10 januari. Lezers van mijn winterverwachting zullen weten, dat ik daar ook niet op gerekend heb.

Het aanhoudend veel ter zachte weer begint slecht op mijn humeur te werken. Hoe lang moet dit duren? Gaat dit de hele winter zo door? Laat ik het eens naders benaderen. Deze winter komt op mij over op als een “losbol”. Als iemand die zich van geen enkele conventie iets aantrekt; die geheel zijn eigen gang gaat en de omstanders met verbazing doet toekijken. Weten we wat hij gaat doen? Zeker niet. Ik wacht op een onverwachte streek van deze winter zonder precedent.

Of is het misschien eerder voorgekomen, zo’n winter zonder enig vorst in december en januari? Ik denk dan aan het seizoen 74-75. Ook toen waren zowel december als januari buitengewoon zacht. De paar Hellmannpunten van die winter, te weten 3,2 totaal, werden bij elkaar gegrabbeld door februari. Februari presteerde het nog om met 3,3 gemiddeld ongeveer op de normale waarde uit te komen. Daarmee onderscheidde februari zich van de voorgaande twee wintermaanden. Overigens geen winter om naar terug te verlangen.

Ook dit jaar zou februari nog voor een ommekeer kunnen zorgen. Eerlijk gezegd kan ik me moeilijk voorstellen, dat dit wisselvallige en veel te zachte weer de hele winter zal aanhouden. En ik verwacht daarom nog steeds dat er een omslag komt tegen het einde van januari. Geeft de moed niet op schaatsers, het zou niet de eerste winter zijn die op het laatst met een positieve verrassing uit de bus komt.

Tot 1 januari telde De Bilt nog slechts 5 vorstdagen. Enkele dagen geleden heb ik onderzocht, of dat kleine aantal vorstdagen tot 1 januari uniek is. Het blijkt inderdaad uitzonderlijk te zijn. Ik heb daarbij ook gekeken naar de koudesom volgens IJnsen (Kij), dat is de sommering van alle vorst in de winterperiode. Bij K, het Hellmanngetal, tellen alleen de dagen met een gemiddelde onder 0 mee; K doet dus niets met de vorstdagen zoals we die nu beleefd hebben; Kijk doet dat wel en is daarom een goede maat voor de totale hoeveelheid vorst. Een uitgebreide bespreking hiervan is te vinden op de van de VWK
Het resultaat staat in onderstaande tabel:
In de tweede kolom het aantal vorstdagen t/m 31 december, in de derde kolom de waarde van Kij tot dan toe en in de laatste kolom de waarde van K voor de gehele winter.

Te zien is, dat dat lage aantal van 5 vorstdagen een unicum is. De lage waarde van Kij blijkt niet zo uitzonderlijk te zijn. Ook in 1912, 1975 en 1985 kenden zo’n lage waarde. Daarbij valt ook nog eens op, dat 1912 en 1985 beide elfstedenwinters waren. Zo’n zacht voortrajact voorspelt dus niet persé een zachte winter. Dat geeft weer hoop.

Gegevens betreffen De Bilt; bron : KNMI

Winterbulletin no4 door Cees van Zwieten

(19-12-2006)

Verzilveren

Eindelijk is het dan zo ver : het zeer zachte weer, zoals dat in grote lijnen sinds het begin van de herfst heerste, is voor een tijdje voorbij. Zoals in de glazen bol van GFS (Amerikaans weermodel) al rond 6 december werd gesuggereerd, zou de stroming omstreeks 20 december veranderen. En dat is gebeurd, waarbij voorlopig nog geen vrieskou onderweg is naar Europa. Ook de term “licht winters” lijkt al overdreven voor het huidige weertype.

Wat er wel gebeurd is, lijkt een klein beetje op de situatie van begin december 1962 : na aanvoer van wat frissere polaire lucht steeg de luchtdruk in onze omgeving sterk, de wind viel weg en er kwam vorst in de nacht, plaatselijk in de mist ook overdag. De situatie van nu verschilt ook wel van die van 1962: de kern van het hoog blijft voorlopig iets westelijk van ons land, waardoor aanvoer van lucht van zee mogelijk blijft. Bovendien is de nu boven ons land aanwezige lucht van oorsprong iets minder koud dan in 1962. .

Alle weermodellen laten de komende dagen de kern van het hogedrukgebied maar heel langzaam onze kant op schuiven. De luchtdruk zal dan in ons land tot hoge waarden oplopen, mogelijk tot boven 1045 hPa; waarschijnlijk zal dat geen recordwaarde opleveren. Bijzonder hoog was de luchtdruk op 23 december 1962, toen De Bilt een maximum noteerde van 1047,8 hPa. In het noorden van het land steeg de barometer tijdelijk zelfs tot boven de 1050 hPa. Een overzicht van datumrecords is te vinden op de site van Alwin Haklander : NLweer. Hij gebruikt echter etmaalgemiddelden, zoals ze ook op de site van het KNMI vermeld staan. Daaruit blijkt,dat de gemiddelde luchtdruk op 26 januari 1932 nog hoger geweest is. In De Bilt op die dag gemiddeld 1048,3 hPa en in Den Helder gemiddeld 1049,0 hPa. Het luchtdrukrecord voor De Bilt bedraagt 1050,0 hPa en dateert ook van 26 janari 1932. Voor meer informatie hieover : zie de pagina over Hoge luchtdruk van het KNMI.

Dit hogedrukgebied zal ons vooral rustig weer bezorgen. Hoger in de atmosfeer is geen sprake van kou; in de onderste luchtlaag is de temperatuur iets aan de lage kant, waarbij de komende dagen lichte vorst in de nacht en ochtend mogelijk is. In De Bilt kwam gisteren (18-12) de tweede nachtvorst voor; nu een graadje lager dan op 10 december. Veel heeft het niet om het lijf en voor schaatsers is het uiteraard van geen enkele waarde. Maar we zijn intussen wel verlost van dat abnormaal zachte weer. We voelen nu eindelijk dat het december is en niet begin november.

Om de fantasie gaande te houden blik ik maar weer eens in de winterhistorie. Op 19 december 1933 had ons land op wintergebied al het één en ander achter de rug. November was al aan de koude kant, waarbij de maximumtemperatuur in De Bilt na 19 november niet meer de 10° bereikte. Af en toe was er wat nachtvorst. Omstreeks 30 november ontwikkelde zich een nieuw hogedrukgebied boven Scandinavië, waarbij aan de oostflank daarvan koudere lucht op transport ging naar onze omgeving. Vanaf 30 november vroor het iedere nacht. De kou sloeg goed toe vanaf 3 december, waarbij in vier nachten in De Bilt strenge vorst werd gemeten; overdag temperaturen tot maximaal ongeveer -4° tot -1°C. Op 6 december moet er in een groot deel van het land al 10 cm ijs gelegen hebben. De vorst nam tijdelijk wat af met lichte dooi overdag. De periode 8 t/m 11 december gaf weer ijsdagen in De Bilt. Na weer een paar dagen met een graadje dooi overdag trok de oostenwind weer aan door de invloed van een depressie op de Middellandse Zee. Opnieuw vroor het hard met op 14 december in De Bilt een minimum van -13,1°C. Op 16 december was het ijs volgens mijn schatting in een groot deel van het land aangegroeid tot bijna 20 cm. Op die dag werd de elfstedentocht gereden, gewonnen door Abe de Vries en Sipke Castelein. Op 19 december viel de dooi in zonder dat het tot zeer hoge temperaturen kwam. Op de kerstdagen van 1933 vroor het opnieuw, ook overdag. Pas op 17 januari kwam de temperatuur boven de 10°. Dik ijs, van minstens 10 cm heeft er volgens mijn schatting nog tot 7 januari gelegen.

Wat er na de kerstdagen van 2006 gaat gebeuren is niet helemaal zeker, maar de verwachting is algemeen, dat de wisselvalligheid weer terug keert. Ook dan is er nog steeds geen sprake van serieuze aspiraties van de winter van 2007. Zoals ik al eerder aangaf in een vorig bulletin : de schaatsers moeten in ieder geval geduld hebben. Ik heb nog hoop op een vorstperiode vanaf het eind van januari; niet eerder aangezien alles er op wijst, dat ook de “echte winter” dit jaar laat op gang komt. In de Winterverwachting is daar meer over te lezen. Ik twijfel er wel aan of het gaat lukken; doet ie het of doet ie het niet, zo is onze vraag aan deze vreemde winter. Nu de verwachting er staat, zal ik in het vervolg de actuele situatie blijven volgen, hopend dat die kans op serieuze vorst dit jaar nu eens verzilverd wordt.

Intussen heeft uw winterweerman zijn loting voor DE tocht ook dit jaar zien verzilveren: opnieuw ingeloot. We zullen zien wat er van komt. Of de tocht er komt is tenslotte een soort van loterij. Het kan heel mooi lopen, zoals in 1933-34 of in 1953-54. Geen van beide echt koude winters en toch een elfstedentocht. In 1979 was er kou genoeg en kwam er niets van de tocht der tochten terecht door de wisselvalligheid en de grote hoeveelheden sneeuw.

Tenzij anders vermeld, hebben de weergegevens betrekking op De Bilt. Bron:KNMI

Winterbulletin no3 door Cees van Zwieten

(7-12-2006)

Koude kerst?

December is op dezelfde wijze gestart als november eindigde : extreem zacht. Op 5 december werden volgens het KNMI opnieuw records gebroken: in Ell(L.) werd het 16,0°C en dat is de zachtste sinterklaasdag sinds 1901. In De Bilt werd het “slechts” 15,0 en dat is voor 5 december juist geen record voor De Bilt. Ooit werd in het verleden nog zachter in december : op 4 december 1953 werd in Buchten (L.) 17,8°C gemeten. Bij de kenners gaat er nu misschien een belletje rinkelen. Ik kom daar zodadelijk op terug.

Dit bijzonder zachte weer van de laatste drie weken heeft de opwarming van het klimaat weer eens in de publieke belangstelling gebracht. Het gebrek aan sneeuw zelfs in de hogere pistes in de Alpen heeft daar ook aan bijgedragen. Te vrezen valt, dat dit een hype is, die even snel weer verdwijnt als dat zij gekomen is zodra de temperatuur een keer gaat dalen. Het opvallende is trouwens, dat Noord Amerika juist een extreem koude periode achter de rug heeft. Met andere woorden : er is duidelijk sprake van een toestand met extremen naar boven op de ene plek en tegelijkertijd naar beneden op een ander plaats.

Menigeen heeft de hoop op een periode met echt winterweer al opgegeven. Zeker, de kans op een zeer zachte winter is aanwezig, maar deze zachte periode zegt nog niets over de mogelijkheden op winterweer. In december 2000 was het tot de helft van de maand buitengewoon zacht; rond de 15-de ging het roer om en werd koude lucht aangevoerd uit de poolstreken met licht winters weer tot gevolg. (Zie ook het archief2001 ). De winter van 2001 presteerde daarna niet zo veel; een krappe vorstperiode in januari lokte nog wel een aantal mensen naar onbetrouwbaar ijs, maar met een koudegetal van 27,7 kan die winter onmogelijk koud genoemd worden.

Een heel ander verhaal zit vast aan het record op 5 december 1953. De periode 23-11 t/m 17-12 verliep zacht tot zeer zacht. Op 4 december werd in De Bilt 14,2°C gemeten en op 5 december het eerde genoemde record van 17,8°C in Buchten. Pas na de kerstdagen kwam er iets van winter in beeld. Onder regie van een hogedrukgebied op het midden van de oceaan stroomde koudere lucht vanuit het noorden over Europa uit. Op 4 januari kwam daar tijdelijk een noordoostelijke stroming bij, die op 6 januari een ijsdag gaf in De Bilt met een maximum van -3,4°C. Zoals vaker sloeg het weer in deze periode om en verliep het nieuwjaarswintertje al spoedig. Op 23 januari werd de weerkaart grondig geschud en begon een lange vorstperiode, die op 3 februari een elfstedentocht opleverde. ’t Kan verkeren.

Gezien de buitengewone afwijkingen in stromingspatroon op dit moment, resulterend in extreem zacht weer bij ons en extreem koud weer in Canada, heb ik het vermoeden, dat deze winter nog iets bijzonders voor ons in petto heeft. Ik verwacht dat nog niet in december. Qua timing lijk mij dit meer een winter als 1954 : geduld oefenen voor de schaatsers.

De Berlijnse seizoensprofeet Wolfgang Röder tekende voor ons in december afwijkingen uit op de weerkaart die zouden moeten leiden tot lagere temperaturen dan gemiddeld. Tot nu lijkt hij er naast te zitten, maar hetzelfde gebeurde in 2000. Op basis hiervan verwacht ik ook nu een licht winterse tweede helft van december. Dat dit tot een witte kerst zal leiden is niet zo waarschijnlijk, maar je weet maar nooit.

Het Amerikaanse weermodel van GFS geeft al een paar dagen aan dat de stroming rond 20 december zal veranderen in winterse richting. Op een dergelijk termijn is de onzekerheid zo groot, dat daar normaal gesproken geen conclusies aan kunnen worden verbonden. We wachten af hoe deze prognose bij GFS zal stand houden en wanneer eventueel de verwachting van kouder weer in andere modellen om de hoek komt kijken.

Tenzij anders vermeld is de bron van de gegevens : het KNMI.

Winterbulletin no2 door Cees van Zwieten

(28-11-2006)

Bizarre toestanden.

Wat is er met ons weer en klimaat aan de hand? Gisteren had ik een gesprek met een familielid over deze bijna absurd warme herfst. Ik keek naar buiten en zag de knoppen in de Magnolia. Nu is het heel normaal, dat na de bladval in november de vingertop-dikke knoppen zichtbaar worden. Wat ik nu zag bezorgde me bijna koude rillingen : de punten van de bloemknoppen waren duidelijk witachtig, zoals ik mij herinner als de toestand tijdens de eerste zachte periode in maart. Is de natuur volledig in de war?

Dat het weer deze herfst behoorlijk in de war is, zal de lezer wel duidelijk zijn. September te warm en met 17,9 ° zelfs de warmste in zeker 300 jaar. Oktober zeer zacht met een gemiddelde van 13,6 tegen 10,3 normaal. November gaat ook ruim 3° te warm te worden. De herfst als geheel lijkt af te stevenen op een recordgemiddelde van 13,5. Daarmee zal het oude record van 2005 verpletterd worden. Als je de getallen ziet is dat bijna ongelooflijk : het oude record staat op naam van 2005 en 1731 met 12,0°C. Dat record wordt dus met 1,5° overtroffen.

Intussen hebben we ook al weer een paar decaderecords te pakken. Zo sneuvelde het record voor de derde decade van november zowel in De Bilt als landelijk. In De Bilt werd het 17,2° op 25 november, waarmee het oude record van 15,7 op 21 november 1947 werd verpulverd. De hoogste temperatuur werd op luchthaven Maastricht gemeten : 18,9°C. Ook dat is een decaderecord. Verder naar het zuidoosten was het nog warmer; in Vaduz, Liechtenstein werd 22,1° gemeten.(Bron : Jan Visser)

Ter illustratie van deze vooralsnog uitzonderlijke omstandigheden rekent Jan Visser ons voor, dat de koelste zomer van de laatste eeuw niet zo veel meer verschilt met de warmste herfst. In 1907 bedroeg het gemiddelde van de meteorologische zomer 14,3 en in 1956 was het slechts 14,4°. Deze warme herfst komt uit op 13,5. Een verschil met de koelste zomer van nog slechts 0,8.

Bovenstaande thermische hoogstandjes geven aan, dat we niet zo maar met een toevallige gebeurtenis te maken hebben. Vorig jaar beleefden we al een recordwarme herfst en dat wordt nu op diverse fronten overtroffen. Wat mij daarbij opvalt is de stap “voorwaarts” van ongeveer 1,5° die ik aantref zowel in het decaderecord van De Bilt als in het gemiddelde van de herfst. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat dit een uitvloeisel is van de opwarming van ons klimaat, waarbij we kunnen uitgaan van een stijging van de gemiddelde temperatuur van 1 tot 1,5°.

Er is nog iets anders dat de laatste jaren opvalt : de winter komt steeds later op gang. Dat kan een toevallig fenomeen zijn, dat samenhangt met een tijdelijk voorkeur voor zuidwestelijke of zuidelijke stromingen in de herfst. Ik ben daar niet zo zeker van, dat het een toevalsgebeuren is. Zou het zo kunnen zijn, dat de grootschalig stromingspatronen (Grosswetterlagen) in het nieuwe klimaat anders zijn dan pakweg 25 jaar geleden? Kan het zijn, dat de winter op basis daarvan steeds minder kans krijgt in Nederland, doordat de zuidelijk en zuidwestelijke stromingen sterker en hardnekkiger zijn geworden? Ik hoop natuurlijk dat dit vermoeden onjuist is.

Intussen moet de winterliefhebber maar afwachten, hoe lang zijn geduld dit jaar weer op de proef wordt gesteld. Het lijkt erop dat we winterweer voorlopig, dat wil zeggen: de komende paar weken, wel kunnen vergeten. Het is niet te hopen dat we opnieuw worden afgescheept met een sneeuwstormpje in december en een koude periode zonder schaatsvertier aan het eind van de winter.

Ook dat valt mij op : de winter houdt de laatste jaren behoorlijk lang stand in maart. Je zou bijna zeggen dat het winterseizoen verschoven is naar een wat latere periode in het jaar. Vooral in 2006 was de kou hardnekkig, waardoor maart uitpakte als een te koude maand. De opmerking, dat we een te koud voorjaar beleefden (af en toe in de media) is echter niet juist, want de kou in maart werd in april en mei flink gecompenseerd.

Wat is er nu van deze winter te verwachten? Ik zie het voorlopig niet zo positief in. Opnieuw een warme zomer en daar bovenop een oktober waarin de temperatuur maar niet omlaag wilde gaan. Dat laatste beschouw ik als een ongunstig signaal. Voor november geldt, dat een te vroegtijdige wintertoestand ons is bespaard. Zoals bij de trouwe lezer van de bulletins bekend is, beschouw ik al te vroege winterkou, zeg voor 15 november, als een ongunstig signaal voor de ontwikkeling van een stabiele koudeperiode in de winter.

Wordt de winter nu ook superzacht? De bizarre toestanden in november zouden je bijna moedeloos maken. De kans op een zeer zachte winter is levensgroot aanwezig. De kans op een radicale ommezwaai naar een solide uitbraak van Siberische kou is daarentegen ook mogelijk. De komende weken zal ik mij wat verder verdiepen in de gedragingen van november als geheel en de signalen die uit de hoek komen van de onderzoekers naar zeewatertemperaturen. Tot die tijd : het kan vriezen en het kan dooien. We zullen eens zien wat het nieuwe klimaat voor ons in petto heeft. Als het toch weer een zachte winter wordt, hebben de Easton-aanhangers een escape : het nieuwe klimaat kan het patroon verstoord hebben.

Tenzij anders vermeld is de bron van de gegevens : het KNMI.

Winterbulletin no1 door Cees van Zwieten

(23-10-2006)

Evaluatie en vooruitblik. Teleurstelling en hoop.

Een teleurstellende winter en een bizarre zomer liggen achter ons. Het koude halfjaar is weer begonnen en het is dus de hoogste tijd om ons op de komende winter te gaan richten. Op mij rust in eerste instantie de pijnlijke taak om terug te blikken op het vorige seizoen. Gelukkig is er ook hoop op een nieuwe winter.

Pijnlijk, pijnlijk, om te moeten constateren, dat de afgelopen winter zo stilletjes verliep in ons land. Er waren in mijn ogen aanwijzingen, dat de winter veel beter dan normaal zou gaan presteren in onze streken. Ik verwachtte echt een koude winter in Nederland en dat is niet doorgegaan. Een schrale troost is het daarbij, dat de gemiddelde temperatuur in de wintermaanden beneden normaal lag : In De Bilt stond het gemiddelde op 28 februari op 2,8°C tegen een langjarig gemiddelde van 3,3°C. (normaal 1971-2000)

Bij dit iets te lage gemiddelde waren er geen grote schommelingen in de temperatuur, met weinig echte kou en weinig zacht weer. Voor De Bilt kwam het koudegetal uit op 31,5. Met zo’n lage waarde is het niet verwonderlijk, dat er in een groot deel van het land niet geschaatst kon worden. De verschillen tussen het noordoosten en zuidwesten van het land waren groot. Zo kwam Twente nog tot een koudegetal van 61,4 en werd er in het oosten van het land een aantal dagen geschaatst aan het eind van januari en het begin van februari. Dat schaatsen lukt ruwweg westelijk van de lijn Leeuwarden-Arnhem niet.

In mijn Winterverwachting voor 2005-2006 schreef ik op 4 december 2005:

Spraakmakende winter
Voor winterweer in Nederland zijn vele gunstige factoren noodzakelijk. Dat betekent, dat ik in mijn verwachting niet anders kan doen, dan de voor mij meest waarschijnlijke oplossing geven; een kans van 35% dat het bij ons met een sisser afloopt blijft aanwezig. Voor Europa verwacht ik een spraakmakende winter, waarbij de winter van 2004-2005 als een voorproefje gezien moet worden. De kans dat Nederland meeprofiteert van het winterweer beoordeel ik als voldoende groot om de volgende verwachting op te stellen :
De winter van 2005-2006 zal voor het eerst sinds lange tijd koud zijn en voldoende winterweer opleveren voor een koudegetal volgens Hellmann van 150 of meer. De gemiddelde temperatuur zal komen te liggen tussen 2 en 5 graden onder normaal (normalen van de periode 1971-2000).

De verwachting voor Nederland zat er dus vies naast. Niettemin blijkt mijn voorspelling van "spraakmakende winter in Europa" aardig in de roos te zijn geschoten. Een groot deel van Europa, met name het midden en oosten, kreeg in de tweede helft van het seizoen te maken met kou en sneeuw. We herinneren ons de zware koudegolven in Rusland, de grote hoeveelheden sneeuw in midden Europa met rampzalige gevolgen. De winter leek ongeveer bij onze grens halt te houden en een paar kruimeltjes over te laten voor het oosten van ons land.

Uiteindelijk was de maand maart nog relatief de koudste. In De Bilt kwam het gemiddelde 1,9 onder de normaal van 1971-2000 uit. Er viel op veel plaatsen sneeuw (Elburg 25cm op 2 maart), soms uit hevige buien en opnieuw was de koudste nacht van de winter te vinden in maart: in De Bilt kwam het tot -7,4 op 4 maart. Elders werd het nog kouder: Mariënberg meldde een minimum van -12,8°C en Lelystad -10,8°C (bron: Jan Visser). Ook op 12 maart kwam nog plaatselijk strenge vorst voor met -10,2°C in Twente. Pas op 25 maart verdween de kou uit ons land. Daarmee kwam een eind aan een lang en vrij koud winterseizoen.

Pijnlijk is het ook om te moeten constateren, dat de opwarming van ons klimaat keer op keer wordt bevestigd. Berichten over de opwarming zijn regelmatig te lezen. Zoals over het smeltende noordpoolijs en smeltend landijs op Groenland. Dat eerste lijkt nu in een versnelde beweging te zijn gekomen. Het smelten van zee-ijs zal geen invloed op de zeespiegel hebben; wel heeft het invloed op het klimaat van het noordpoolgebied en daarmee indirect ook op ons klimaat. Het smeltende landijs doet de zeespiegel rijzen en is ook een teken dat ons klimaat in beweging is.

Door de overdaad aan dit soort signalen en daarbij de extreem warme zomer van 2006 ben ik pessimistischer geworden over ons klimaat en de mogelijkheden van een ouderwetse strenge winter. Is het gedaan met schaatsen in Nederland? Dat geloof ik niet. Bij de stijgende gemiddelden blijven uitschieters naar beneden mogelijk. Er is echter geen zicht op wat de klimaatveranderingen precies zullen doen met de mogelijkheid van aanvoer van zeer koude continentale lucht.

Aarzelend voer ik ook Easton nog een keer ten tonele. Voor velen was de hoop op vorige winter gevestigd mede door de mogelijk aanwezige cyclus van Easton-Schuurmans. Het verhaal daarvan is na te lezen bij de Winterverwachting05-06 . De verwachting dat 2005, 2006 of 2007 (dit seizoen) een koude winter zal moeten opleveren blijkt onvoldoende grond te hebben.

We geven de hoop echter niet op. De afgelopen 9 jaar lukte het nauwelijks om tot een stevige aanvoer van zeer koude lucht te komen. Waarom zou het komend jaar niet weer eens een keer wel lukken? Een luchtdrukblokkade op de juiste plaats en het juiste moment is voorwaarde voor afweren van westelijke stroming en opwekken van een koude oostelijke of noordoostelijke. Het ontstaan van blokkades in het stromingspatroon kan nog steeds niet verklaard en op lange termijn voorspeld worden. Het lijkt een soort kansspel : meestal gebeurt het niet en soms wel. Ik geloof niet, dat het werkelijk een blind kansspel is. Eerder lijkt het me, dat factoren die blokkades bevorderen of voorkomen nog niet voldoende bekend zijn.

Zijn er nu al aanwijzingen voor de winter? Misschien is een opsteker, dat de afgelopen maand maart koud was. In het verleden werd een koude maand maart vaak gevolgd door een winter kouder dan normaal. Het standaard voorbeeld is natuurlijk maart 1962, die met een gemiddelde van 2,0 bijna 4° onder normaal scoorde. Daarop volgde de grote winter van 63. Ook de winters van 1917, 1929, 1940, 1947, 1956 en 1985 werden voorafgegaan door een te koude maartmaand. Voor 1941, 1942, 1986, 1987 en 1997 geldt hetzelfde, maar daar werd de voorafgaande maand maart te zeer beïnvloed door de voorbije winter om serieus in dit verhaal te betrekken. Aan de winter van 1996 ging geen beduidend te koude maart vooraf en tenslotte : ook de lange koude winter van 1970 werd voorafgegaan door een koude maart in 1969.

Met ander woorden : het eerste positieve signaal voor de komende winter is binnen. Meer dan een signaal is het niet, want het verband is ook weer niet zo eenduidig dat je er een conclusie aan mag verbinden. Alwin Haklander schrijft uitgebreid over dit soort verbanden op zijn site NLweer

Tenzij anders vermeld is de bron van de gegevens het KNMI.

pijl terug