schaatsthuis verhalen archief ijskansen websporen contact
Bulletins 00-01 :
bulletins 1 tm 7
bulletins 8 tm 15
bulletins 16 tm 22
bulletin 23
bulletin 24
bulletin 25
bulletin 26
bulletin 27
bulletin 28
Bulletins '99-'00

< < < vorige < < <


Het copyright van deze site en haar inhoud, voor zover niet anders vermeld, berust bij Johan Grootveld.

Overname van afbeeldingen of teksten alleen na toestemming, met link en bronvermelding.

Site design:
Johan Grootveld / Blinksoft


Winterbulletin no 28

21-3-2001 door Cees van Zwieten
Volhouder.

Het winterse trekje van eind februari bleek toch nog vrij hardnekkig. Want met maart op de kalender bleef het koud. Op 6 maart maakte ik een duurloop tussen half twaalf en half twee en zag overal nog een laagje ijs liggen. Het had die nacht en ochtend nog aardig gevroren, maar er zat al opwarming in de verwachtingen. Afscheid van de winter, ging er door me heen; laat begonnen en laat geëindigd, dat was een karaktertrek van deze winter. Laat nu de lente maar komen : geen kou meer, geen koude slaapkamer meer (wij hebben een oud huis zonder CV), de tuin opruimen, buiten zitten, dat lag allemaal in het verschiet.

Vandaag, 21 maart, weten we wel beter. Deze winter mag dan geen doorzetter geweest zijn in de vorstperiodes, het blijkt wel een volhouder te zijn. Als ik naar buiten kijk, om half tien in de ochtend, dan zie ik fijne sneeuwvlokjes neerdwarrelen. Nu ben ik gek op sneeuw, maar dit gaat me toch iets te ver. Het doet me trouwens wel even denken aan een spectaculair koud voorjaar in het verleden : 1962. (Ja, ja, een jaar voor de grote winter, maar dit terzijde). Toen werden we in maart bijna continu overspoeld met arctische lucht. Ik zie nog de eerste zaterdag in maart voor me : de lucht wordt loodgrijs en het wordt donker om 12 uur in de ochtend. Ik zie zelfs de plaats in het huis nog voor me waar ik, als maar naar buiten kijkend, probeerde nog wat op de piano te oefenen. Want sneeuwen deed het, en hoe! Het zicht liep terug tot misschien een honderd meter, terwijl de sneeuw een half uur met dikke vlokken viel. En dat was niet de laatste sneeuwbui in maart. De gemiddelde temperatuur was 2 graden. Ook mei was dat jaar zeer koud (of is het : koel?), met op geen enkele dag in de Bilt een temperatuur boven de 20 graden.

Nu het 21 maart is, moet ik het dossier 2000-2001 maar eens sluiten. Wat is er verder nog op te merken over deze winter? Geen koude winter, maar wel 6 perioden met min of meer koud weer, waarbij ik deze periode van heden maar even meetel. De gemiddelde temperatuur was in De Bilt 4,1 graden, tegen 2,6 normaal. Helaas rekent het KNMI nog met de normalen (=gemiddelden) van de periode 1961-1990. Dat is een kwestie van zorgvuldigheid : alle te berekenen nieuwe normalen worden gecontroleerd om het publiceren van foutieve getallen te voorkomen. De vrijgegeven voorlopige normalen geven aan, dat een normale winter nu een gemiddelde heeft van 3,3 (KNMI, voorlopige klimatologische normalen station de Bilt, 1971-2000). Dan valt het nog wel mee met het zacht zijn van deze winter. Verder was het aantal vorstdagen ongeveer normaal, het aantal ijsdagen was met 3 onder de maat van 10.

Tenslotte : het wintergetal volgens Hellmann. Dit stond voor De Bilt op 26,6 per 26 februari. Daarmee krijgt deze winter definitief de kwalificatie : zacht. Verder laat deze winter slechts 20 zachtere winters van de 20-ste eeuw achter zich, dus 20%. Om het beeld nog wat bij te stellen, heb ik gekeken naar de winters van 1971 t/m 2000. Dan blijkt ook hier weer de prestatie van deze winter mee te vallen : 11 zachtere winters in deze periode, dat is 37%.
Tenslotte nog even de koudste winters van deze 30 jaar op een rij.

Jaar    Wintergetal
1971     100,5 
1982     127,1 
1997     131,6 
1986     149,2 
1996     150,5 
1987     151,5 
1985     193,6 
1979     205,7 

Tot het volgende seizoen.
Cees van Zwieten

pijl terug

Winterbulletin no 27

19-2-2001 door Cees van Zwieten
Ander vaatje.

Al denk ik nog steeds, dat er niets meer te schaatsen valt deze winter, is er toch reden om nog weer eens naar de ontwikkelingen van de komende dagen te kijken. Alle modellen wijzen in de richting van een wat winterse situatie met kans op sneeuw(buien).

Wat gaat er gebeuren? Nadat de hogedrukgebieden zich enige tijd boven west-Europa hebben opgehouden, vindt een herschikking plaats, waarbij een kern van hogedruk in de buurt van Groenland komt te liggen. De ontwikkelingen lijken ook in de bovenlucht zo overtuigend, dat we moeten rekenen op een koude luchtstroom uit de poolstreken, die sneeuwbuien gaat aanvoeren. Dat betekent dan voor de vierde keer een periode met sneeuw in deze winter. Wat er daarna, zeg rond 1 maart, gebeurt, is moeilijk te zeggen, maar dat het alsnog tot schaatsen zou leiden lijkt me erg onwaarschijnlijk. Wel is het zeer goed mogelijk dat het wintergetal er nog enkele punten bij haalt . Nu laat 2001 nog slechts de 19 zachtste winters van de 20-ste eeuw achter zich.

Intussen kabbelt de winter voort en halen weermannen/vrouwen af en toe cijfers uit het verleden naar boven en bekritiseren elkaar. Eén getal liet bij mij een belletje rinkelen. En bij dat getal hoort de naam van een vliegbasis in Brabant : Volkel. Voor mij had die naam in 1956 een magische klank gekregen. Wat weet je als jongen van 9 van de naam Volkel? En dan komt dat sensationele bericht op 16 februari : op Volkel daalde de temperatuur tot -25 graden! Je hebt net bij de overrompelende start van de winter voor het eerst zeer strenge vorst (beneden -15) meegemaakt, er ligt een pak sneeuw van jewelste, de elfstedentocht is al gehouden en dan dit bijna onmogelijke ; daarna was het eigenlijk nooit meer zo koud. Jarenlang dacht ik bij de naam "Volkel" aan die extreme koude. Overigens bleek later, dat het record van 1956 gemeten werd op 16 februari in Uithuizermeden : -26,8. Zelfs in de grote winter van 1963 werden dergelijke lage temperaturen niet gemeten. Daarna nog -24 in 1968 in Dedemsvaart en -24,7 in Ten Post op 4 januari 1979 ; daar werd toen op vier achtereenvolgende dagen een temperatuur beneden -20 gemeten! Ook in 1985 daalde op 8 januari de temperatuur plaatselijk tot beneden -20.

Ook weerman Jan Visser valt het op, dat in de weerpraatjes van HWS op de TV slordig wordt omgesprongen met de termen zacht, koud en koel. Ook Meteoconsult doet hieraan mee : "in het noordoosten van Europa is het (17 februari) koeler dan bij ons". Wordt dit de nieuwe trend? Of wil men er mee aangeven, dat ons klimaat in de war is? Ik hoorde trouwens weer een aardige van HWS op TV (onlangs, begin februari) : "met 6 graden is het morgen wel koud" . Tja, wat heet koud, vandaag de dag.

Intussen gaat deze winter ons nog een toetje bezorgen. En zoals vaker, tapt februari uit een ander vaatje dan zijn twee voorgangers. Bij de vierde poging om voor het voetlicht te treden knutselt deze winter nog een uitbraak van arctische lucht via de Noordzee in elkaar. Voor het winters beeld heel leuk, en ook voor de wintersporters in de crocusvakantie. Want de beschreven situatie kan heel goed leiden tot flinke sneeuwval in het alpengebied. Wie daar in 1999 in februari was, weet uit ervaring, dat dit ook aardig uit de hand kan lopen.

Cees van Zwieten

pijl terug

Winterbulletin no 26

9-2-2001 door Cees van Zwieten

Wanneer schrijf je als schaatser de winter af? Half februari? Dat was in de tijd van de "verwachting geldig tot morgenavond" zeker verstandig. Vandaag de dag zijn de middenlange termijnvoorspellingen m.i. zo betrouwbaar geworden, dat je ze in het afschrijven kan betrekken. Ik neem daarin mijn waardering van het karakter van deze winter mee.

Volgens het ECMWF zit er niets dat op vorst lijkt, in de maak gedurende de komende 5 dagen. Volgens de 9-daagse verwachting van het KNMI gaan we tot en met 18 februari ook al niet naar echte vorst toe, hooguit wat nachtvorst. Op basis daarvan zeg ik nu : op naar 2002! Deze winter heeft zijn kans gehad, maar niet kunnen benutten. Het wintergetal staat voor De Bilt op 25,6 en daarmee geldt voor deze winter vooralsnog het predikaat : zacht. Ondanks dat waren er een paar bescheiden pogingen tot echte winter.

De eerste en tweede poging kwamen met een afzakkende hogedrukgebied vanuit het NW. Een gegeven was daarbij, dat zich in het noorden en oosten van Europa geen koudereservoir had gevormd. En in de tweede plaats, leidde de ontwikkeling niet tot een krachtige oostelijke of noordoostelijke stroming in Europa. De kou bleef daardoor gematigd. In de tweede poging was er wel iets langer hogedrukinvloed bij ons met mooi winterweer. In beide gevallen liep het snel af en kwam de dooi na een flink pak sneeuw. De derde poging kwam uit Siberië : strenge kou kwam via noord-Rusland binnen in Scandinavië en stroomde vervolgens gedeeltelijk uit naar midden Europa. Het noorden van ons land pakte een staartje mee. Helaas was ook hier geen goede oostelijke stroming boven Europa, met als gevolg dat de zachte lucht het snel weer won. In het noorden van het land : opnieuw een groot pak sneeuw.

Ik vind deze winter interessant, omdat een paar maal de westcirculatie werd onderbroken om plaats te maken voor iets winters. Dat is meer dan de winters 1998 en 2000 presteerden. De winter van 99 had ook nog een paar uitschieters in zijn repertoire, maar daar zat meer sneeuw in dan echte vorst van betekenis. Na die lange bijna vorstloze periode is het in ieder geval weer een opsteker voor de schaatsers, ook al was de mogelijkheid tot schaatsen dit jaar nog zeer beperkt.

En de rest van 2001? Er wordt nog wat gestoeid met hogedrukgebieden boven west- en midden-Europa, met kans op iets kouder weer , maar ik zie er geen schaatskansen meer in. Mocht het wonder gebeuren, dan meld ik me weer met een nieuw bulletin. En anders : geniet van de lente en de zomer en lees in oktober 2001 de eerste bulletins over de nieuwe winter. Ik kijk er naar uit, want naar mijn idee is de tijd van de superzachte winters even voorbij.

Cees van Zwieten

pijl terug

Winterbulletin no 25

4-2-2001 door Cees van Zwieten
Sisser.

Dit weekend is ons land in twee delen gesplitst : een winters noorden en midden en een herfstachtig zuiden. Het lijkt wel weer een klassieker, nl een front dat van west naar oost over ons land ligt en de scheidingslijn vormt tussen de winterse kou, met zeer strenge vorst in Scandinavië, en zachte oceanische lucht in het zuidwesten van Europa. In zo'n situatie beweegt een front doorgaans niet snel, en op dit moment is het al bijna twee etmalen bezig om zich van zuidwest naar noordoost over ons land te verplaatsen. Zoals altijd in dit soort gevallen, gaat dat gepaard met veel winterse neerslag, waarbij in het noorden van het land alles als sneeuw valt.

Opvallend in zo'n situatie is ook de wind, die ter weerszijden van het front geheel tegengesteld is : oostenwind in het noorden en westen- tot zuidwestenwind in het zuiden. Spijtig is het om te moeten constateren, dat de zachte lucht het uiteindelijk gaat winnen. Daar zijn de verwachtingen wel heel consequent in, al moet gezegd worden dat er wel enige vertraging in zit. Dat is in het verleden wel eens anders geweest, zoals in de winter van 78/79, toen zowel in december als in februari het front met spectaculaire sneeuwstormen naar het zuiden trok.

Zo bleven de twee gezichten van deze winter even een weekend lang aanwezig. Maar hoe nu verder? Deze winter doet kennelijk een poging om op slinkse wijze bij ons door te dringen. De Siberische kou is via Scandinavië over een deel van west en midden-Europa uitgevloeid, maar opnieuw, ook langs deze weg, lijkt het met een sisser af te lopen. En als ik de verwachting van het ECMWF mag geloven zitten we volgende week vrijdag met een krachtige westcirculatie. Anders gezegd: de winter wordt weer ver naar het noordoosten terug gedrongen. Dat betekent naar mijn idee dat de kansen op schaatsen nu wel erg klein aan het worden zijn.

Tenslotte, mocht je dit bericht veel te laat op de site geplaatst vinden : de webmaster was op "wintersport"-vakantie.

Cees van Zwieten

pijl terug

Winterbulletin no 24

1-2-2001 door Cees van Zwieten
Februarikou. (2)

Na de grote jongens van het vorige bulletin, vandaag aandacht voor een paar kleinere februariwinters. Maar eerst nog even iets over 1929. Ik keek nog even na, wanneer ook weer de elfstedentocht gehouden is in dat jaar. Het was op 12 februari, midden in die extreem koude week. Het grote elfstedenboek (1909-1985) vermeldt, dat de vereniging nog overwoog om de tocht af te blazen, omdat er op zondag 10 februari een noordoosterstorm woedde boven Friesland. De tocht ging dus toch door omdat de wind iets luwde, maar de omstandigheden moeten bar en boos geweest zijn. De winnaar, Karst Leemburg, moest een teen laten amputeren. Dat het in 1963 toch zwaarder was, komt m.i. door de stuifsneeuw die het schaatsen op den duur onmogelijk maakte.

En dan nog iets over de stadhuisbrand van Leiden. Nu ik vandaag las, dat 10 februari een zondag was met bovendien veel wind, schiet mij te binnen wat mijn vader daarover vertelde : men deed verwoedde pogingen om het gebouw enigszins warm te houden in die barre nacht, waarbij mogelijk een fout is gemaakt met een kachel. Een andere theorie ging uit van mogelijk statische elektriciteit bij deze extreme droogte. Of de oorzaak ooit achterhaald is weet ik niet.

Uit mijn herinnering heb ik drie winters geplukt; de gegevens komen voor een deel weer uit : "Weer een eeuw".

1959 : Vorst met mist.


Een uitzonderlijke vorstperiode was dat. Ik herinner mij, dat we lange tijd schaatsten op polderslootjes en op de buitenijsbaan. Voor diegenen die opgroeiden met de kunstijsbanen : ooit moest je wachten op de eerste vorst om op de schaats te kunnen. Om echt na de eerste of tweede nacht op het ijs te kunnen waren er buitenijsbanen. De eerste baan die open ging was altijd de tennisbaan, waar met 2 tot 3 cm voldoende ijs lag om erop te kunnen. Dat kon soms na één nacht al. Om die tennisbaan te bereiken gingen wij in Voorburg met de fiets over de Vliet. Ik zie het nog voor me : alsmaar open water in de Vliet, terwijl op de ijsbaan en op kleine slootjes geschaatst werd. De hele vorstperiode duurde twee weken, van 5 t/m 19 februari, maar het bijzondere zat hem in het weertype : lichte vorst met mist. Dat gaf prachtige wintertaferelen met dik aangevroren ruige rijp op bomen en struiken : een witte wereld zonder sneeuw. Helaas dooide het heel even midden in die periode, waardoor de kwaliteit van het ijs slecht werd, maar desondanks een mooie schaatsperiode.

1976 : Kort maar krachtig


Eind januari kwam de vorst met een stevige oostenwind. Een paar dagen met matige vorst overdag zorgden snel voor dik ijs, hoewel het oppassen was voor windwakken. Zelfs op de Gouwzee was het ijs dik genoeg om erop te schaatsen. Een probleempje was, althans in het westen van het land, zand op het ijs. Verder naar het oosten lag sneeuw, maar die was bij ons vlak voor de vorstperiode weggedooid. Mooie tochten door het Westland maakten we in die tijd, maar het was van korte duur. Een dag of negen na invallen van de vorst was de pret al weer voorbij.

1978 Late winter


Als het seizoen bijna voorbij is, komt er na een kwakkelige januari nog even winter. Na een voorzichtige aanloop wordt het rond het midden van de maand nog wat kouder, zodat we zowaar op 18 februari nog op de schaats staan. Een mooie foto heb ik daarvan : een paar donkere figuren op de besneeuwde Rottemeren, alsof het een siberisch landschap was. Siberisch koud was het zeker niet, want de laagste temperatuur in de Bilt was in die maand -8,8 . Een erg strenge koudegolf is het dus niet geweest.

1991 Sneeuw na vorst


Op 6 februari begon het te vriezen, een paar nachten matige en plaatselijk strenge vorst. De Bilt had een minimum die maand van -12,5. Op de 15-de ligt er ongeveer 20 cm ijs. Op zaterdag 16 februari maakten we een mooie tocht op de Nieuwkoopse plassen op besneeuwd ijs. Dan is inmiddels een week begonnen met iedere dag sneeuwval, althans in de omgeving van Rotterdam; er ligt op 21 februari 10 tot 15 cm. Dan volgt op de 22-ste een laatste pak (natte) sneeuw en is het afgelopen. Een mooie winterperiode toch, ook door de sneeuw op het ijs, dat daardoor een mooi sfeer krijgt. Zoals op de Bergse plassen in Rotterdam, waar op zondagmiddag hele volksstammen schaatsten, wandelden een sleetje reden. Een zonnetje erbij, lekker weer met weinig wind, wat wil je nog meer in de winter? Alles bij elkaar toch bijna twee weken winterpret. Ook dat kan nog na een zachte december en januari.

1994 De Röder-winter


Ik noem dat de Röder-winter, omdat Wolfgang Röder pas kort met zijn voorspellingen op de markt was en meteen een strenge winter voorspelde. Die strenge winter kwam niet, want na de kou in november was het 10 weken zacht weer. Op zondag 13 februari begon koude vrieslucht ons land binnen te stromen. Bar koud was het maandagochtend bij -10 en een krachtige oostenwind. De Russische beer leek losgebroken. Misschien was het wel te laat in het seizoen, maar hoe dan ook : erg overtuigend was de beer niet. Na die koude maandag kroop het kwik langzaam omhoog, maar het bleef vriezen, zodat schaatsen rond het volgende weekend mogelijk was. Ik ben zelf op maandag de 21-ste op de Rotte geweest, maar de betrouwbaarheid van het ijs hield niet over. Hier en daar kraakte het zo vervaarlijk, dat ik het ijs afstapte en 100 meter verderop weer opstapte. Andere schaatsers kwamen, om mij wat op te beuren, vertellen dat er al een paar door gezakt waren op de Rottemeren. Een klein wintertje dus, maar we hebben dat jaar toch twee maal geschaatst, in november en februari. Op de 22-ste begon het te sneeuwen en dat was het begin van het einde : de lente brak door op 24 februari, de heer Röder achterlatend met een flinke kater.

Cees van Zwieten

pijl terug

Winterbulletin no 23

29-1-2001 door Cees van Zwieten
Februarikou.

Deze dag, de 29-ste januari was 45 jaar geleden een gedenkwaardige dag. Die datum markeerde de overgang van een zachte december en januari naar een ongekend strenge februari.Daarover straks meer. Zoals beloofd, vandaag een uitgebreide blik in het februari-verleden. Ik put hierbij uit een aantal mij ter beschikking staande gegevens, en voor de tweede helft van de 20-ste eeuw uit mijn geheugen. Voor de eerste helft van de eeuw put ik uit de overlevering via mijn vader.

Ik maak eerst een lijstje met temperaturen en wintergetallen in een aantal koude tot zeer strenge winters; het zijn maandgemiddelden voor de maanden december, januari en februari. Hiervoor put ik uit de gegevens in het boek "Weer een eeuw" (Harry Otten e.a. ; uitgave Tirion, Baarn) en voor de wintergetallen volgens Hellman uit de webstek van het KNMI.

DecemberJanuariFebruariWintergetal
19292,3-1,4-5,4227
19401,0-5,5-1,3294
19410,7-2,51,6158
19424,7-5,1-4,2332
1947-0,3-1,7-5,5343
19564,82,2-6,4211
1963-1,0-5,3-3,4346
19791,8-3,2-0,9206
19854,3-3,0-0,6194
19865,72,4-3,6149
19875,1-2,72,1151

Soms is februari vergelijkbaar koud als januari, maar er zijn ook opvallende uitzonderingen. Zo zie je in 1956 en 1986 het patroon : zachte december, normale januari en zeer koude februari. In andere, reeds koude, winters doet februari er een schepje bovenop, zoals in 1929 en 1947. Ook waren er koude winters waarin februari het min of meer liet afweten, zoals in 1941 en 1987. In 1941 was de elfstedentocht op 6 februari, waarna de dooi inviel.

Een paar februarimaanden vragen om extra aandacht.

1929


Dit was een strenge winter. Wat hem heel bijzonder maakte, was de buitengewoon hevige koudeperiode in het midden van de maand februari. Van 11 t/m 15 februari was de gemiddelde temperatuur in De Bilt : -12,4. Op een aantal dagen bleef het overdag streng vriezen, dus beneden -10, en dat bij krachtige oostenwind. Op mijn vader heeft die winter en met name februari een onuitwisbare indruk gemaakt. Hij woonde toen, als jongen van 13, op de Vismarkt in Leiden, ongeveer 50 meter achter het stadhuis.
Op de 11-de februari was het zo koud, dat het hele huis geblindeerd was door ijsbloemen op de ruiten (een verschijnsel, dat helaas is verdwenen door onze geďsoleerde huizen), zelfs overdag in de huiskamer! Toen hij die ochtend vroeg wakker werd, zag hij, in plaats van het gebruikelijke grijswit van de dikke ijsbloemen op de ramen, een vreemde rode gloed : brand! Snel naar buiten om te zien, wat er aan de hand was. Een ramp! Het stadhuis stond in lichterlaaie; ze moesten zelf voor de veiligheid het huis enige tijd verlaten. Het stadhuis van Leiden brandde die ochtend bijna geheel af. Brand blussen bij –15 en krachtige wind, ga er maar eens aan staan. Toen het blussen was afgelopen was de straat veranderd in een ijsbaan, met 10 cm ijs dat nog dagen bleef liggen. Deze koudeperiode was de hevigste uit de 20-ste eeuw, alleen 1942 komt met –11,7 (van 20 t/m 27 januari) in de buurt. Mijn vader hield er een groot respect voor februari als wintermaand aan over; in 1956 werd dit nog eens op een fantastische wijze bevestigd.

1956


Als ik aan dat jaar terugdenk (ik was toen 9 jaar) komen een paar beelden en flarden van gesprekken terug. Het eerste is een opmerking van mijn broer Gerard, het moet tegen het einde van januari zijn geweest, "het zal wel weer zo'n kwakkelwinter worden". Maar mensenkinderen, wat een oogverblindende winter werd dat! Ik zie naast schaatsen vooral verblindend zonlicht op de sneeuw, want sneeuw viel er ruimschoots en bleef ongeveer vier weken liggen. Een paar getallen blijven in m'n hoofd zitten : de eerste nacht –7 en de tweede al –14! Als ik het goed heb zijn dat getallen voor het westen van het land.
En dan zie ik mijn vader bezig om de waterleiding af te sluiten en af te tappen, want een paar dagen lang was er strenge tot zeer strenge vorst in de nacht en ochtend. Het begon in ons land op 29 januari, de dag waarop de koude lucht vanuit het oosten begon binnen te stromen. Boven een groot deel van Europa stond een sterke oostelijke tot noordoostelijk stroming waarmee steeds koudere lucht werd aangevoerd. Op 31 januari vroor het overdag in het hele land matig en op 1 februari bleef het kwik in De Bilt bij –11 steken terwijl in de nacht de temperatuur plaatselijk tot –19 was gedaald. Na een kleine inzinking kwam de winter via een nieuw pak sneeuw krachtig terug.
De koudste periode van tenminste 5 dagen, kort na de elfstedentocht op 14 februari, was die van 16 februari t/m 24 februari met een gemiddelde van –10,7. Het dieptepunt was de nacht van 15 op 16 februari met in De Bilt –21,6 en Uithuizermeden –26,8. Tot de 20-ste vroor het nog zeer streng, maar daarna ging de temperatuur geleidelijk wat omhoog om op de 27-ste weer boven het vriespunt uit te komen. De laatste twee dagen van de maand dooide het. Ondanks die twee dooidagen stond het gemiddelde voor De Bilt over februari op de uitzonderlijke waarde van –6,4. Als we de hele maand twee dagen anders rekenen, nl van 30 januari t/m 26 februari, dan komen we op een gemiddelde van ongeveer –7,5 ! Als je dan gaat rekenen, dan blijkt dat het hele wintergetal van 211 vrijwel uitsluitend op rekening komt van deze periode. Of anders gezegd : deze winter barstte los zonder enige voorafgaande winterse periode. Een februari om U tegen te zeggen.

1986


Globaal is 1986 met 1956 te vergelijken. Dat jaar kwam de februarikou op een andere manier dan in 1956. Rond 2 februari begon de wind uit het oosten te waaien en voerde vrij koude lucht aan. Bij meest lichte vorst lag er na een weekje voldoende ijs. Op zondag 9 februari stroomde nog koudere lucht, met matige vorst overdag, binnen. Ik zie nog het ijs in de Alblasserwaard voor me : een soort matglanzend ijs, dat me aan vroeger deed denken (1956?). Ik kan het niet goed verklaren, maar het moet met de oppervlaktestructuur bij lage temperatuur te maken hebben. Na die verscherping van de kou werd het snel wat minder koud. Het bleef vriezen in de nu volgende krokusvakantie, zodat we schaatsten tot de benen er zeer van deden. Ik heb zelf toen bewust een pauze ingelast.
Op 17 februari vliegen de weermannen en -vrouwen elkaar in de haren. Wat was er gebeurd? De elfstedenvereniging houdt zich druk bezig met de mogelijkheden voor "De tocht" en laat zich adviseren door een majoor bij het Luchtmacht Meteorologisch Centrum. Zij voorspelt dooi voor de tweede helft van de volgende week; het elfstedenbestuur laat de moed zakken. Woedend zijn de echte weermensen Harry Otten en vooral Hans de Jong, omdat te gemakkelijk op basis van een vijfdaagse voorspelling van één computermodelmodel werd geconcludeerd, dat het afgelopen was met de vorst; je moet toch het stabiele karakter van deze februarimaand in je overwegingen betrekken, vindt Hans de Jong.
Toch zegt Sipkema op 18 februari, dat het onverantwoord is een elfstedentocht uit te schrijven. Alleen een "Siberisch wonder" kan daar nog verandering in brengen. En dat Siberisch wonder vond plaats; het begon op 20 februari, toen het kwik weer diep onderuit ging. In de daarop volgende week vroor het bijna alle nachten streng. Op 23 februari komt Sipkema tot bekering en kondigt de veertiende elfstedentocht aan.Thialf deed er op het laatst nog een schepje bovenop en zorgde op de ochtend van de 26-ste februari voor -13 in Friesland. Het was één van de koudste dagen van de winter. Daarna wist de winter nňg niet van ophouden en tot op 3 maart werd er geschaatst op 25 tot 30 cm dik ijs. Op 4 maart viel tenslotte de dooi in. De laatste 8 dagen van februari waren kouder dan ooit, kouder dan in 1956.
Een februari om als schaatser te vergulden en in te lijsten : schaatsen van 8 februari t/m 3 maart, dat is 24 dagen aaneen, op doorgaans prachtig ijs.

Een volgende keer nog een paar "kleine jongens", niet zo strenge maar toch interessante februarimaanden uit het verleden.

Cees van Zwieten

pijl terug