|
|||||||||||||||
|
Winter 1996-1997 (2). Molentocht Alblasserwaard
Op 6 januari 2009 heb ik na vele ijsloze jaren opnieuw een originele Alblasser Molentocht gereden. Van 73 km., omdat Noordeloos uitviel vanwege mijn bij de koek-en-zopie vergeten schaatsbeschermers.
De foto's uit de Alblasserwaard zijn gemaakt door Johan Brouwer.
2-1-97
Ik besluit maar weer eens een Alblasserwaardje te pakken. Het eerste dit seizoen, het tweede in mijn leven. Jan, Cees en Anton zijn er alweer één of meerdere keren wezen rauzen. Zij staan al op het ijs als de omwonenden zeggen, dat het "nog veel te gevaarlijk" is (schaatshaters), of, dat er "hier gisteren al gereden werd" (schaatsliefhebbers).
Ik prik een dag voor het bijna heilige Alblasser ijs. Weliswaar ontdek ik later, dat er niets boven Friesland gaat, maar een winterperiode is niet compleet zonder Graafstroom en Boezem. De eerdergenoemde "kernploeg"-leden zweren bij deze tocht, die voor hen maar één veerpontje van huis is. Ook schaatsvriendin Arianne rijdt al heel haar leven langs de kronkels van de Graafstroom, of "de Graaf", zoals gemakzuchtige autochtonen zelf zeggen. Zij is dochter van de eerste burger van de heringedeelde gemeente Graafstroom, en daarmee zelf ook een beetje, ongekroond ijsburgemeester van deze tocht. Kerstin, onze Duitse logee, is zover hersteld van haar Woerdense blarentocht, dat ze meegaat voor de 50 kilometer. Dezelfde afstand als de proefrit van mijn broer Jos in het Waardse, op zijn nieuwe Ridero's. Ik kom hier voor het volledige werk, 75 km dus. We gaan het eerste stuk gelijk op. Inderdaad rijdt Kerstin, tegen de adviezen van elke schaatsdeskundige in, op haar kunstschaatsen stukken beter en sneller dan op mijn geleende noren. In Bleskensgraaf volgt, in een overvol en warm clublokaal, het tijdelijke afscheid. Na het "It giet oan" van Kroes, uit de precies op tijd harder gezette radio achter de bar, gaan we het ijs op om zelf ook een prestatie van formaat neer te zetten.. De bedoeling is, elkaar vanmiddag bij de molens van de Kinderdijk weer terug te zien.
Pas in Oud Alblas kan ik, naast de al in mijn bezit zijnde originele groene Waardkaart, een officiëel wit KNSB-exemplaar bemachtigen. Die is nodig om de kilometers van vandaag mee te kunnen laten tellen voor het Bondsdiploma van 1000 km. De rest van de tocht krijg ik per controle twéé stempels. Omdat op de witte kaart het eerste merkteken, dat van Alblasserdam, ontbreekt, dien ik dat alsnog binnen te halen. Dat betekent voor de vermoeide voeten aan het eind van de lange Boezem nog een extra krachtsinspanning. Ondanks dit alles lijkt de tocht deze tweede keer een stuk korter dan in mijn herinnering. Toch pak ik netjes de uiteinden bij Giessendam en Noordeloos mee, die door meer ervaren Waardgangers nog wel eens overgeslagen worden.. Misschien raak ik wel gewend aan langere afstanden. Of speelt het trainingseffect mee van de zomerse fietstochten met Anton?
Zo'n tweede keer dezelfde legendarische tocht rijden went. Je gaat letten op details die je
de eerste keer over het hoofd zag, en naar overeenkomsten of verschillen met toen. Zo zijn er dit maal geen zwakke plekken in
het ijs waar je voor "gijt" wordt uitgemaakt. Al uitkijkend naar dat roemruchte punt van vorig jaar lijkt het trajekt naar
Giessendam een stuk korter. De Alblasser humor stort zich dit jaar op de problemen rond de windgevoeligheid van Rotterdams
nieuwste oeververbinding. Er is een brug bij de Giessenburgse splitsing voorzien van een metershoog vrouwenbeen-met-tuidraden
en de tekst: "Al is die Erasmusbrug ook nog zo gaar, sociëteit de Kolk wenst u een zwaanzinnig nieuw jaar."
De wind houdt zich nu aan de bij schaatsfysici niet onbekende Wet van Jan de Schipper. Tegen heb je hem op de beschutte Graaf, en flitsend snel mee op de open Boezem. Daar win ik zoveel tijd, dat ik het extra stukje naar de stempelpost van Alblasserdam wel aandurf. In de Kinderdijkse lokaliteit teruggekomen, zit Kerstin al weer even te wachten, in het gezelschap van haar sigaretten, koffie en een 50-km-plak van Hollands mooiste schaatsgebied..
Negendorpentocht Krimpenerwaard.
Clubgebouw EMM, Ouderkerk/IJssel Vandaag is het dan zover. Na zoveel jaar wordt de Elfstedentocht weer verreden. Voor Anton en mij stond vandaag eigenlijk de Groninger Oldambtrit op het programma, maar mijn schaatsmaat is samen met Jan, Ed, en een officiëel startbewijs, naar een ander noorden vertrokken. Ik moet mijn eigen Tocht der Tochten maar rijden. De heel erg dichtbije, Krimpener Negendorpentocht. Net als zijn Friese tegenhanger wordt deze unieke rit maar éénmaal in een seizoen (vorige winter was het pas na 15 jaar weer zover) gehouden. Hij dankt zijn naam aan de tien dorpen en vier buurtschappen waar een bewijs van doorkomst op je kaart gestempeld wordt.
Het clubgebouw van EMM, mijn startpunt, ligt verscholen achter de rijtjeshuizen. Het kost behoorlijk wat tijd om het te vinden, en vervolgens in het overvolle woonbuurtje te parkeren. De inwoners zitten voor de elfstedenbuis, hun ongebruikte auto's bezetten alle beschikbare plaatsen. Ongeveer half elf sta ik in Ouderkerk op het ijs. De blaren branden, ondanks de Compeed, nu al in mijn schoenen. Moet er zo 90 km gereden gaan worden?? En geklúnd? Dat betekent afzien zoals zelfs de illustere Reinier Paping nog niet eerder gedaan heeft. Gekkenwerk! ("Dat heeft geen enkele zin!", zou Anton zeggen.) Eerst maar eens een startkaart bemachtigen en vervolgens doorzetten, net als die jongens in het noorden. Met de wind behoorlijk tegen verlaat ik na enige tijd de beschutting van het Loetbos. Bekend terrein, van de vele fietstochten die ik hier deze zomer met Anton reed. Net als toen is het alweer zwoegen geblazen, op weg naar Bergambacht. Waarom leg ik mijzelf hier eigenlijk, uitsluitend voor mijn plezier, al deze lichaamskastijding op? In de wijde open polder valt de tegenwind extra zwaar. Een jongen en twee meisjes volgen in mijn windschaduw. Met hetzelfde tempo, te oordelen naar het regelmatige gekras van ijzers achter me. Op het moeilijkste stuk, pal oost, neemt de jongen het kopwerk over. Dat betekent zelf even lekker uit de wind rijden, maar fatsoenshalve besluit ik tegen Bergambacht weer even te koppen. Gevieren bereiken we de ijsclub in het dorp, waar het een drukte van belang is. Er staat naast de stempelpost een TV, waarop de meute de verrichtingen van de scollega's in die andere, Friese tocht kan volgen. Ook mijn metgezellen blijven kijken. Wil ik vandaag een prestatie van formaat leveren, dan moet ik nu eenmaal verder. Er wachten nog volop ontberingen. Op de eerstvolgende klúnplaats bijvoorbeeld, liggen de matten net iets te ver uiteen. In het gedrang maakt mijn blote Raps-ijzer onzacht kennis met ruw asfalt. De raakplek moet na deze ongewenste intimiteit bijna als schuurpapier voelen. Toch is er nog op te glijden...
Een stukje verder opeens een driesprong. Daar moeten we eerst enige kilometers heen en weer naar Ammerstol voor een stempel, om pas daarna de route tegen de wind in te vervolgen. Klunend langs vele boerenbruggetjes vraag ik me af, waarom deze plaats eigenlijk naar Ammer Stol, de door Maarten 't Hart geschapen homofiele dienstplichtige, genoemd is. De Vlist. Wat een verademing. Meewind op een schilderachtig riviertje. De pijn van het begin is inmiddels wat weggeëbt. Zo mooi als het riviertje is, zo uitgesleten is de ijsvloer. Hier slijpen tenslotte ook de honderden ijzers van de Twee Provinciëntocht hun spoor. Wat doet iedereen hier eigenlijk? Waarom zitten al die mensen niet gewoon thuis voor de TV? Het wordt tijd om neer te strijken bij een koek-en-zopie, om met de zojuist aangeschafte winterthee mijn meegebrachte etenswaar weg te spoelen. De uitbater heeft het laatste nieuws van die andere tocht. Angenent is de nieuwe Elfstedenkampioen. Nèt niet Hulzebosch. Schoonhoven en Polsbroek laat ik achter me. Het stuk naar Haastrecht laat zich snel met de wind
mee afleggen. Wie durft dat, met al die Vlistkronkels, haast recht te noemen?
Terug op de Vlist denk ik ten onrechte, nu wel ongeveer halverwege te zijn. Volgens het kaartje moet er verder vrijwel alleen nog meewind komen. Een bord langs de autoweg meldt voor de komende etappe hooguit 3 kilometer. Helaas blijkt de KNSB naar Stolwijk aanzienlijk meer kilometers nodig te hebben dan de ANWB. Het echte zwoegen, al slingerend tussen de poldersloten door, moet nog beginnen. Maar het loont verderop de moeite. Langs de eerste boerderijen van het dorp rijdend kom je in een echte elfstedensfeer. Juichende mensen houden borden op. "Hou vol!" en "Je bent er bijna!". Deze alleenrijder heeft geen tochtgenoten om het sfeertje mee te delen. De Zoetermeerse vrouwenploeg, die ik onderweg tref, blijft verderop in het dorp alweer hangen. Achter de veiling lijkt het wel markt op het ijs. De lokroep van Marco Borsato klinkt over de kramen. Bij "De Waarheid!" denken weinigen tegenwoordig nog aan de krant van de reeds lang ter ziele gegane, Communistische Partij Nederland. Zonder gezelschap gaat het weer voort, al kom ik de Zoetermeersen nog een aantal malen tegen. Langs Beijerse, waar de top van het Elfstedenklassement op karton aan de stempelpost geprikt is. Via eindeloos meanderende sloten en vaarten naar Gouderak. Net als van de zomer met de fiets krijg je nu van alle kanten de doorzonrijtjes van het dorp te zien. Ook hier is er muziek bij het stempelen, maar van een geheel ander kaliber als in de voorgaande aanloophavens. Johnny Jordaan doet de speakerconussen daveren. Mijn trommelvliezen protesteren tegen deze ongevraagde inbreuk op hun privacy. Zo snel als de Rapsen mij dragen kunnen, ontvlucht ik dan ook de opgedrongen geluidshinder. Vanaf Achterbroek, nog zo'n gat dat ik eerder vanaf de fiets leerde kennen, begint de sightseeing langs bijna alle landbouwbruggetjes die dit stuk van de Krimpenerwaard rijk is. Gemaakt van beton, en soms bezweken onder het gewicht van passerend melkvee. Het zijn er vooral héél veel; soms wel acht op een rij. En uiteraard allemaal net te laag. Erlangs liggen de kluunlopers van versleten tapijt klaar. Ik zie meer kleden dan tijdens de gemiddelde uitverkoop. Afwisselend benut ik de vloerbedekking, of passeer de bruggetjes onderlangs op de knieën. Zonder beschermers is de laatste optie minder aan te raden. Op straffe van hele koude knieën en gaten in de nieuwe, dunne schaatsbroek. Berkenwoude biedt veel koek, minder zopie, en al helemaal geen muziek. Dus besluit je al gauw niet te blijven hangen. Voorbij het dorp wordt het aftellen; daar lonkt de beschutting van het Loetbos alweer. Als je dat bereikt hebt, is het niet ver meer naar Ouderkerk, waar ik deze omloop begon. De benen gaan eigenlijk nog steeds boven verwachting. Alleen tijdens het klunen protesteren de knieën. Op het laatste stukje over open poldersloten, terug naar het lokkende eindpunt, kan er een nieuwe, grootse prestatie in de annalen worden bijgeschreven. Het vorig jaar zo trots gevestigde Alblasserwaardrecord van 83 echte en 75 nominale kilometers is ruimschoots overtroffen. Bijna negentig tel ik er nu! Jan de Schipper mag nu in Friesland aan een tocht van heel ander kaliber bezig zijn, dít is hem vorig jaar toch niet gelukt! Toen werd hij, tot zijn schande, voortijdig van het parcours gebezemd wegens invallende duisternis.
Hoe wreed is ons aardse lot! Er wacht mij, in de EMM-kantine aangekomen, geen glanzend eremetaal voor deze niet geringe prestatie. De volle Negendorpen-stempelkaart verdwijnt in een envelop, en belandt roemloos op een stapel achter de controlleuse. De medaille wordt je binnenkort nagestuurd... Epiloog:
|
|
|||||||||||||
|