schaatsthuis verhalen archief ijskansen websporen contact
Archief oude bulletins

Winterbulletin no. 41 door Cees van Zwieten

(29-09-04)

Twee keer nix

Zo is het april en zo is het weer september. We hebben een gekke zomer achter de rug : aanvankelijk koel, maar dankzij een warme augustus iets warmer dan normaal. Voor de alternatieve schaatssport was het geen mooie zomer. In De Bilt regende het gedurende 170 uren in de drie zomermaanden; tegen 114 uren normaal. De langste droge periode kregen we van 27 juli t/m 9 augustus. Daarna gingen met name in het zuidwesten van het land de hemelsluizen wijd open. In De Bilt regende het van 10 t/m 31 augustus gemiddeld 3 uur per dag, tegen 1 uur normaal. Gegevens over de neerslagduur van stations in het westen, bv Maasland, heb ik niet bij de hand. Het feit dat in Maasland een maandrecord, ongeacht maand en ongeacht plaats in Nederland, werd gevestigd doet vermoeden dat de neerslagduur daar nog aanmerkelijk hoger is geweest. Geen superzomer dus dit jaar en dat geeft mij bij voorbaat een beter gevoel over de komende winter dan vorig jaar in september.

Als vervolg op mijn 40-ste bulletin in april beschouw ik dit bulletin als laatste van de winter 2003-2004. De reden is, dat ik trouwe lezers van deze bulletins nog steeds een evaluatie van de winter en van mijn winterverwachting verschuldigd ben. Het mag dus nog geen eerste bulletin van 2004-2005 heten. Vandaar.

Allereerst een overzichtje van de afgelopen winter :

Eigenlijk kunnen we daarover kort zijn : voor de schaatser een winter van twee keer niks. De verdwaalde vorstdagen deden nooit ijs van enige betekenis vormen. Vorstdagen, dus met een minimum beneden 0°C, waren er 65. Dat is iets boven het gemiddelde over de periode 1971-2000. De verdeling van de vorstdagen over het seizoen was echter wel bijzonder; van die 65 vorstdagen vielen er 29 in de maanden oktober, november, maart en april.

Eén ijsdag, dus met een maximum beneden 0°C, telde deze winter, tegen 8 normaal. Dat was 3 januari, de dag waarop het even echt winter leek te worden, bij zonnig weer. Dagen met strenge vorst waren er in het geheel niet, tegen 3 normaal. De laagste temperatuur die in De Bilt werd gemeten was -7,8°C op 28 februari. Het koudegetal van Hellmann kwam niet verder dan een schamele 16,3. Dat steekt schril af bij te waarde van 2003; toen kwam het totaal op 80,1. De gemiddelde temperatuur over december, januari en februari bedroeg 4,2°C tegen 3,3°C normaal. De waardering van deze winter moet dan ook zijn : zacht.

Overigens kwam het in de afgelopen winter een paar maal tot sneeuwval van betekenis. Dat gebeurde aan het eind van januari en in de overgang van februari naar maart. Op 28 januari gaf het KNMI zelfs een weeralarm af i.v.m. te verwachten hevige sneeuwval. De sneeuwperiode aan het eind van februari bracht flinke sneeuwval in het zuidwesten van het land. Opnieuw, evenals in 2003, vielen delen van Zeeland in de prijzen : op 28 februari lag er plaatselijk 15 cm. De sneeuw viel meest uit sneeuwbuien of sneeuwgebieden, die in een noordwestelijke stroming vanaf de Noordzee ons land binnendreven.

In die koude periode aan het eind van de winter zat ook de langste reeks vorstdagen, namelijk 14 van 19 februari t/m 3 maart. Zo sloot de winter af met een laatste poging om nog enige indruk te maken. Eerder, van 31 januari t/m 7 februari leek het wel voorjaar met temperaturen tot boven 15°. In De Bilt steeg het kwik op 3 en 4 februari achtereenvolgens 16,1 en 16,6 graden; Eindhoven noteerde op 4 februari 18,0°C. Nooit eerder werd in Nederland zo vroeg een zo hoge temperatuur gemeten.

Hoe scoort deze winter nu in verband met een langere reeks? Op de site van het KNMI lees ik, dat in de afgelopen 100 jaar alleen 1989, 1975, 2000, 1990, 1910 en 1988 minder kou opleverden. Dit op basis van het koudegetal van 16,3. Een plaats dus in de top 7 van zachtste winters. Traditiegetrouw vergelijk ik ook weer met de winter sinds 1971; daar bezet de winter van 2004 de 6-de plaats in de rangorde van zachte winters. Een 6-de plaats op 34 winters is iets minder sprekend dan een 7-de op 100 winters. Maar nog steeds blijft de conclusie : een uitgesproken zachte winter.

Dan nu de evaluatie van mijn verwachting. Ik geef die verwachting nog eens weer, zoals deze stond in bulletin no 12 op 12 december 2003 : Op korte termijn hebben we niet veel winter te verwachten. Om alle onduidelijkheid en alle mitsen en maren weg te werken, geef ik vandaag mijn winterverwachting in een andere vorm. Die luidt dan : Tot kerst wisselvallig dooiweer; Tegen de jaarwisseling omslag naar een periode met kouder weer. Daarin een vorstperiode met rustig weer, niet extreem koud maar wel voldoende voor schaatsijs; Eind januari overgang naar zachter weer; Eind februari volgt een periode van een week of drie met koud weer met sneeuw; het is dan te laat voor een schaatsperiode. Gemiddelde wintertemperatuur (dec t/m feb) tussen normaal en 1 graad boven normaal. Koudegetal van Hellmann (nov t/m maart) ongeveer normaal, tussen 40 en 80. Uit dit alles blijkt, dat ik van de komende winter iets minder verwacht dan het vorige jaar, toen het koudegetal in De Bilt op 80,1 uit kwam. (Op 9 december had de verwachting een iets andere vorm met als titel : De boot missen)

De pittige nachtvorsten direct na 5 december deden weinig af aan de kwalificatie : wisselvallig dooiweer tot kerst. Ook de omslag naar kouder weer tegen de jaarwisseling vond in werkelijkheid plaats. Zelfs werd ons, ik meen op teletekst, al een vorstperiode in het vooruitzicht gesteld. Zo ver kwam het niet : de door mij aangekondigde vorstperiode met rustig weer kwam er nauwelijks. Drie Hellmanndagen (Tg<0) en één ijsdag op 3 januari. De overgang naar zachter weer vond al begin januari plaats en niet aan het einde van januari. De periode met koud weer aan het eind van februari, met sneeuw, is er wel gekomen. Mijn prognose van een gemiddelde wintertemperatuur kwam overeen met de werkelijkheid : gemiddeld 0,9°C boven normaal. Met het aankondigen van een koudegetal tussen 40 en 80 zat ik er behoorlijk naast. Het bleef bij 16,3.

Bron : Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, KNMI
Tenzij anders vermeld betreffen de gegevens het meetstation De Bilt.

1979 journaal (wordt in de loop van oktober 2004 vervolgd)

Donderdag 1 maart 1979 : De meteorologische lente is vandaag begonnen. Het gaat er nu op lijken, dat er werkelijk ander weer op komst is. Vandaag komen we aan 5°, terwijl volgens het KNMI nog zachtere lucht onderweg is naar ons land. Op de oceaan gaat zich een sterkere zuidwestelijke stroming ontwikkelen. Na morgen zal dit gaan leiden tot meer neerslag. Tot dan toe kan er in de nacht nog plaatselijk een temperatuur rond 0° voor komen.

2 maart : Vies regenweer met een geleidelijk stijgende temperatuur; in De Bilt wordt het maximum van 8,2° tegen middernacht bereikt. Ook de VS hebben een barre winter achter de rug. In de staat Ohio is de Hocking rivier door plotselinge dooi buiten zijn oevers getreden. Op een foto is te zien, hoe een vrijwilliger in een bootje drie kinderen in veiligheid brengt; dat gebeurt in een sneeuwjacht.

De vorstschade aan de wegen wordt nu geschat op 30 tot 35 miljoen euro. Veel secundaire wegen hebben nog steeds last van opdooi, waardoor veel schade optreedt. Vandaag blijkt uit een krantenbericht, dat de land- en tuinbouw in Nederland aanzienlijke schade heeft opgelopen door het winterweer. In Brabant is de vorstschade al opgelopen tot 12 à 14 miljoen euro.

Nog wat kleine berichten :
-Het aardgasverbruik in januari 1979 lag 43% hoger dan vorig jaar.
-Bouwondernemers willen van de regering een tegemoetkoming in de vorstschade.
-In de wintersportgebieden is weinig sneeuw op de lage pistes. Op de hogere pistes ligt wel voldoende sneeuw.
-De sneeuwtoeslag op olieproducten is vervallen.

3 maart : Het voorjaar rammelt nadrukkelijk aan de deur; niet met aangenaam, zacht weer maar met regen en een harde zuidwestenwind. In het hele land loopt de temperatuur op tot 9 à 12°. De avond van de 3-de maart herinner ik mij heel goed, omdat het voor het eerst sinds lange tijd hard regende; met bakken “warm” water wordt het lot van de winter bezegeld. In Groningen komt er een nieuw probleem : rioleringen en watergangen kunnen het smeltwater niet snel genoeg verwerken, wat tijdelijk wateroverlast veroorzaakt.

4 maart : Vannacht is er nog flink regen gevallen; in De Bilt ongeveer 12 mm over een etmaal. Intussen is al weer iets minder zachte lucht aangevoerd, bij afnemende wind.

In Groningen ontstaat door de sterke dooi een ernstige situatie. Een grote hoeveelheid smeltwater zoekt vanuit het noordelijk deel van Drenthe via het Westerkwartier (een gebied ten westen van de stad Groningen) zijn weg naar de Waddenzee. Het Reitdiep zou voor afwatering moeten zorgen, maar door de grote hoeveelheden ijs stagneert dit. Het gevolg is, dat veel landerijen onder lopen. In het Leekstermeer is het waterpeil 75 cm gestegen.

De situatie in Groningen leidt nog net niet tot grootscheepse evacuatie; het blijft bij het ophalen van schapen uit ondergelopen landerijen en het naar zolder halen van huisraad in een aantal woningen. In de loop van de avond komt er een eind aan de stijging van het water. Een boer in het Westerkwartier besluit in de nacht om zijn 100 stuks vee toch maar te evacueren.

5 maart : Het wegpompen van overtollig dooiwater gaat in Groningen resultaat opleveren. Het waterpeil begint langzaam te zakken, wat nog niet betekent dat de problemen overal afnemen. In de ochtend breekt een dijkje in het Koningsdiep, waarbij een gat van vier meter breedte ontstaat; het water komt tot aan de rijksweg Groningen-Drachten te staan. Op diverse plaatsen in de provincie Groningen komen militairen te hulp; met zandzakken worden gaten in de polderdijken gedicht of worden dijken versterkt.

Vandaag is het droog; de zon schijnt ruimschoots en bij een matig zuidwestenwindje wordt het ongeveer 8 graden. Mijn gedachten gaan vandaag terug naar de grote winter van 1963. Die winter was nog aanzienlijk kouder dan die van 79, maar kende niet die uitzonderlijk grote problemen met sneeuw een ijzel. Ook de dooi was anders : bij mooi weer dooide de sneeuw in de laatste week van februari en de eerste week van maart langzaam weg, waardoor grote problemen met dooiwater achterwege bleven.

Koudegetal na 5 maart: 205,7
Dit is het koudegetal van de winter 1978-1979; na 26 februari is het niet verder opgelopen. In het vervolg van dit 1979-journaal zal het niet meer genoemd worden.

Bron weergegevens : KNMI
Overige berichten : De Volkskrant

- wordt vervolgd in het 1-e bulletin van de winter 2004-2005 -

pijl terug

Winterbulletin no. 40 door Cees van Zwieten

(20-04-04)

1979 journaal

Zondag 25 februari 1979 : De winter kan nog niet echt afscheid nemen van ons land; het koudegetal loopt in De Bilt weer op met 2,4. Op veel plaatsen blijft het de hele dag vriezen; het koudst is vanmiddag zuid Limburg met -3. In het noordwesten en westen komt het kwik net even boven nul. We hebben het rustige weer, met zwakke wind uit uiteenlopende richtingen, te danken aan een hogedrukgebied, waarvan de kern vandaag boven België ligt.

26 februari : Somber weer opnieuw; er valt nu een klein beetje sneeuw bij een temperatuur even onder nul. De wind zit in de zuidwesthoek en neemt iets toe; dit doet vermoeden, dat er ander weer op komst is. Het hogedrukgebied, dat ons eerst dooi uit het noordwesten bracht en vervolgens dat rustige weer, wordt naar het zuiden weggedrukt door depressieactiviteit op de oceaan. Daar gaat zich een sterke westcirculatie ontwikkelen, die zich volgens het KNMI over ons land gaat uitbreiden. De temperatuur zal gaan stijgen in de komende dagen.

Vandaag blijkt uit een krantenbericht, dat de land- en tuinbouw in Nederland aanzienlijke schade heeft opgelopen door het winterweer. In Brabant is de vorstschade al opgelopen tot 12 à 14 miljoen euro.

27 februari : Na een vrij koude nacht met plaatselijk nog 3 gaden vorst stijgt in de loop van de dag de temperatuur tot een paar graden boven nul bij een matige zuidwestenwind. De neerslag valt nu in de vorm van regen. In de avond klaart het op en ontstaat weer gladheid door opvriezing. Een diepe depressie ligt bij IJsland; aan de zuidflank staat nog steeds een sterke westelijke stroming, waarmee zachtere naar Europa onderweg is.

Een paar winterberichten :
De koude bedreigt de vis in de Noordzee; vooral tong en schelpdieren hebben te leiden onder de lage zeewatertemperaturen. De laatste keer dat dit voor kwam, was in de zeer strenge winter van 1963. Toen bleek, dat tong het zeer moeilijk krijgt indien het zeewater langer dan 50 tot 60 dagen beneden een temperatuur van 3,5 °C blijft. En na die strenge winter kwam er een geboorte-explosie onder de tongpopulatie.
De minister van landbouw wil de schade die landbouwbedrijven hebben geleden deels vergoeden. Hij is daarover nog in gesprek met vertegenwoordigers van het landbouwbedrijfsleven.

28 februari : Doordat een oceaanfront in zijn beweging naar ons toe vertraagd is, blijft het vandaag droog; zelfs zijn er in de drogere lucht, die nu uit Frankrijk wordt aangevoerd, enkele opklaringen. In de middag is het zelfs een beetje voorjaarsachtig met 5 to 7 graden. In Brabant wordt het 10 graden!

Tussen Rotterdam en Capelle aan de IJssel zie ik vandaag de laatste grijze sneeuwresten op beschutte plekken. Dus toch nog; ik had dat niet meer verwacht. (In het noorden van het land moet de sneeuw nog meters hoog liggen op sommige plaatsen.) Ook zie ik nog hier en daar kinderen schaatsen op slootjes; dat zal wel voor de laatste keer zijn.
Koudegetal na 28 februari : 205,7

Met 28 februari hebben we de laatste dag van de meteorologische winter gehad. We kunnen nu alvast een korte terugblik hebben op deze winter, voornamelijk als het gaat om gemiddelde temperaturen, neerslag en zonneschijn. Een overzichtje :
December : gemiddeld +1,8 tegen +3,0 normaal
Januari : gemiddeld -3,2 tegen +1,7 normaal
Februari : gemiddeld -0,9 tegen +2,0 normaal
Winter : gemiddeld -0,8 tegen +2,2 normaal.

De meteorologische winter 78/79 wordt op basis hiervan gekwalificeerd als streng. Bovendien was de winter somber en nat. Die somberheid komt in mijn verslag regelmatig terug, met name in lange zonloze perioden. Op 52 dagen (meer dan de helft!) scheen de zon helemaal niet, tegen op 36 dagen normaal. Met 190 mm neerslag tegen 175 normaal was de winter nat. Opvallend aan al die nattigheid was het bijzonder grote aantal dagen met ijzel, landelijk op 10 tot 18 dagen. Bij de koplopers behoorden Huizen en Rotterdam met 18 ijzeldagen. Dwz : het ijzelde 1 op de 5 dagen. Op 36 dagen sneeuwde het tegen op 18 dagen normaal. Als we de sneeuw- en ijzeldagen bij elkaar optellen, komen we op 46 dagen met winterse neerslag. Een score van 1 op 2 dus. Deze berekening is een beetje dubieus, omdat er ook dagen geweest zijn met zowel sneeuw als ijzel.; daarom heb ik slechts10 ijzeldagen gerekend.

Dat de winter van 79 veel meer vorst- en ijsdagen telde dan normaal, ligt voor de hand. Ook het Hellmanngetal voor de koude lag hoog; op 28 februari was het koudegetal 206, waarmee deze winter zich schaart in de rij van 7 strengste winters van de 20-ste eeuw. Al deze gegevens worden pas definitief berekend na 31 maart. Ik kom daar dus nog een keer op terug. Voorlopig kunnen we voor de drie wintermaanden vaststellen, dat met 32 ijsdagen tegen 12 normaal de koude aanzienlijk was.
Tenzij anders vermeld gelden de gegevens voor De Bilt.

Gegevens : KNMI
Berichten : De Volkskrant

- wordt vervolgd -

pijl terug

Winterbulletin no. 39 door Cees van Zwieten

(18-04-04)

Zie het Dagboek 1979.

pijl terug

Winterbulletin no. 38 door Cees van Zwieten

(3-04-04)

Zacht

Een winterbulletin in april? Ja, de winter is achter de einder verdwenen en heeft ons met een kater achtergelaten. Wat mij betreft : ik ben ook weer blij dat het voorjaar is aangebroken. Winter, prachtig, maar alles op zijn tijd.

Een uitgebreide terugblik op de winter zal ik nog gaan maken, zodat ieder dat op zijn gemak nog eens kan nalezen voor de volgende winter begint. De algemene conclusie over deze winter luidt : deze winter miste de boot, waar alle pogingen tot winterweer uiteindelijk op niets uitliepen. De enige periode die er nog een beetje aardig uit zag, was 1 t/m 3 januari. In die periode was het winters, met een sneeuwdek in een deel van het land en 2 nachten matige vorst. Op 3 januari bleef het in De Bilt ook overdag vriezen; helaas de enige ijsdag van deze mislukte winter.

Verder viel in deze winter de sneeuwval op, met tot twee maal toe een Polar Low, waarmee zware sneeuwval vanaf de Noordzee ons land binnen kwam. Zelfs kwam het tijdens een sneeuwdag tot een weeralarm van het KNMI.

Merkwaardig genoeg had maart 15 vorstdagen en presteerde op dat front beter dan de echte wintermaanden. Opvallend was ook de koude periode van 19 februari t/m 12 maart met een gemiddelde van +1,7 graad. De koudste periode van 30 dagen van de hele winter besloeg de periode 12 februari t/m 12 maart, met een gemiddelde van 2,5 . Die periode volgde op een paar dagen extreem zacht weer van 31 januari t/m 6 februari.

Het gemiddelde over de hele winter kwam bijna een graad boven normaal. Daarmee bleef deze winter net binnen mijn verwachting. Ook de koude periode aan het einde zat in mijn verwachting. Op een ander punt zat ik er geheel naast : in plaats van een Hellmanngetal tussen 40 en 80 kwamen we op een schamele 16,5. Hellmann zou deze winter daarmee als zeer zacht kwalificeren. Het vorstgetal van IJnsen geeft iets anders aan : met 7,8 komt deze winter uit op “zacht” en dus niet zeer zacht. Het gemiddelde van de winter komt op 4,1 graad en ook dat wijst op de kwalificatie “zacht” en niet zeer zacht. Ik kom hier nog een keer op terug.

pijl terug

Winterbulletin no. 37 door Cees van Zwieten

(2-3-04)

Zeer zacht?

Vanochtend keek ik de tuin in en zag nog wat sneeuwresten liggen. Het is nu 2 maart en zo’n beeld zou je bijna het gevoel geven, dat we een winter van belang achter de rug hebben : tjongejonge, 2 maart en er ligt nog sneeuw! Nu is die koude periode van eind februari wel opvallend geweest in vergelijking met de rest van de winter. We kregen vooral in het zuidwesten van het land een behoorlijke portie sneeuw, die viel uit grote partijen sneeuwbuien van de Noordzee. Bovendien kregen we nog een paar koude nachten met op 28 februari -7 op luchthaven Rotterdam. Ja, zelfs kwam het zo ver, dat de nacht van 27 op 28 februari in De Bilt de koudste was van de hele winter!

De ontwikkelingen op de Noordzee waren achteraf mooi te zien in animaties van satellietbeelden : een grote pluk ronddraaiende bewolking bewoog zich in de nacht van woensdag(25-2) op donderdag over het zuiden van de Noordzee in de richting van Vlaanderen, Zeeland en Zuid-Holland. Meteorologen spreken dan van een Polar Low; in dit geval op de Noordzee ontstaan en van niet al te grote omvang. Wat een grootschaliger Polar Low vermag is te lezen in het 1979-journaal op 2 januari 1979 (zie bulletin no. 21)

Nu maart is aangebroken, kunnen we alvast de balans opmaken van de winter aan de hand van het gemiddelde; over de maanden december, januari en februari komt De Bilt uit op een gemiddelde van 4,1. Dat is 0,8 graad hoger dan de normale waarde, gebaseerd op het gemiddelde over de periode 1971-2000. Dus : een zachte winter. Een vergelijking met mijn winterverwachting zal ik nog uitgebreid opmaken in de tweede helft van maart; intussen is duidelijk geworden, dat het gemiddelde gebleven is binnen de marges die ik vooraf voor deze winter had bedacht.

Was deze winter nu oninteressant? Voor de schaatsliefhebbers zeker : een winter die tot eind februari een koudegetal bereikt van 16,3 is voor de schaatsers een prutser. Zelfs als al die punten binnen een week vergaard waren, zouden we nauwelijks aan schaatsen toekomen. Heeft deze winter dan niets laten zien dit jaar? Er zit wel degelijk een interessante kant aan deze winter en dat is de telkens terugkerende noordelijke tot noordwestelijke stromingen; het leverde ons een paar keer sneeuw van betekenis op. Zelfs was er twee maal sprake van een Polar Low; een fenomeen dat soms vele jaren lang achtereen weg blijft. Het eerste exemplaar zorgde eind januari in het noordoosten van het land voor sneeuwval met wind. Het tweede bezocht voor de verandering het zuidwesten van ons land en België.

Heel irritant aan deze winter is, dat alle pogingen om de kou in West-Europa te laten door dringen op niets of vrijwel niets uitliepen. De stroming van koude lucht kreeg geen enkele keer een voor ons echt goede richting. Wel kreeg midden Europa en sommige delen van zuid Europa soms de volle laag. Een voorbeeld daarvan is de zware sneeuwval in Griekenland op 13 februari. Wij hadden toen al een geslaagde inbraakpoging van de lente achter de rug, met temperaturen van 15 tot 18 graden in de eerste week van februari. De sindsdien op non-actief gestelde bloesem aan de pruimenboom bij mijn achterburen getuigt daar tot op vandaag van.

Wat ons nog rest is afwachten of de kou die verwacht wordt rond 6 maart nog iets zal toe doen aan het beeld van de winter, bijvoorbeeld door nog een paar punten te vergaren voor het koudegetal van Hellmann. Maar uiteindelijk is dat alleen nog aardig voor de statistiek, waarmee deze winter heel misschien het predikaat “zeer zacht” nog kan ontlopen. Overigens is de indeling, waarbij een Hellmanngetal tussen 10 en 20 “zeer zacht” heet, wel gebaseerd op het oude klimaat. Misschien moet dat ook eens herzien worden. Als we naar het temperatuurgemiddelde kijken, zou deze winter volgens de oude normen (van voor 1971) ook zeer zacht moeten heten; nu zeggen we gewoon : zacht.

pijl terug

Winterbulletin no. 36 door Cees van Zwieten

(15-2-04)

Iets leuks?

Het was weer een beetje voorbarig, toen de computermodellen vorst aankondigden. In de verwachting, die het KNMI vandaag opmaakte is de vorst van a.s. zaterdag weer flink afgezwakt. Het blijft wel aardig om te zien hoe we toch naar een betrekkelijk koude afsluiting van de winter toe gaan. Misschien zit er voor de sneeuwliefhebbers nog iets leuks in op de drempel van het voorjaar.

In 1979 zat er op deze dag meer dan iets leuks in. Zoals vanmiddag in een uitzending van Radio Fryslân te zien was, beleefden we een historische sneeuwstorm. Je vraagt je af, hoe zoiets een eeuw geleden zou zijn uitgepakt : absolute isolatie voor veel mensen gedurende 5 tot 7 dagen. Maar misschien was men toen ook wel meer voorbereid op zo’n toestand.

pijl terug

Winterbulletin no. 35 door Cees van Zwieten

(13-2-04)

Historische wending.

Bijna half februari is het en dat is een moment, om de winter definitief af te schrijven; tenminste, als er op korte termijn geen winterweer meer in zit. En nu komt plotseling de twijfel, als het KNMI op basis van de Europese en Engelse modellen kou aankondigt. Er zou mogelijk volgende week zaterdag matige vorst kunnen voorkomen. Het is nog ver weg, dus laten we ons nog niet blij laten maken met een dooie mus en even afwachten.

Steeds duidelijker wordt het, dat tegen het eind van februari de winter in één of andere vorm nog een keer terug keert. Eigenlijk zou je kunnen zeggen : als het te laat is. Als het allemaal doorgaat, dan zou mijn verwachting tenminste op een punt uitkomen.

Als ik terug denk aan 25 jaar geleden, dan zie ik weer die historisch wending voor me. Op de avond van 13 februari 1979 nam de winter, voor sommigen onverwacht, een bizarre wending. Er is veel gepubliceerd aan materiaal over de beruchte sneeuwstorm die daarna volgde. In het 1979 journaal is mijn relaas te lezen, aangevuld met waarnemingen van anderen, radio-berichten, kranten en natuurlijk de KNMI weergegevens.

pijl terug

Winterbulletin no. 34 door Cees van Zwieten

(12-2-04)

Het blijft kwakkelen in 1979.

pijl terug

Winterbulletin no. 33 door Cees van Zwieten

(10-2-04)

Er is weinig te melden. In 1979 vertoonde de winter een periode met langdurig gekwakkel.

pijl terug

Winterbulletin no. 32 door Cees van Zwieten

(8-2-04)

Dode (schaats)mus?

Elders heb ik al twee maal mijn gal gespuwd over de onnodige verandering en verwarring in het spraakgebruik in weeroverzichten. Ik zal het kort en netjes houden. In sommige weerberichten bij de NOS worden de begrippen zacht en warm door elkaar gebruikt. Hetzelfde met koel en koud. Terwijl daarover een algemeen spraakgebruik aanvaard was, dacht ik. In de winter spreken we over zacht en niet over warm als de temperatuur boven normaal ligt. Beneden normaal heet koud en niet koel. Dat door vakmeteorologen nu alles op een hoop gegooid wordt, betreur ik. Het maakt het er voor het lekenpubliek ook niet duidelijker op, als een partij lucht het ene moment zacht en het andere moment warm genoemd wordt.

Wel moet ik toegeven, dat na die uitzonderlijk zachte dagen, met temperaturen van 15 of 16 graden, een dag als gisteren met 7 graden wel wat koud aanvoelt (maar zeker niet koel). Strikt genomen moeten we dat nog vrij zacht noemen omdat de normale middagtemperatuur ongeveer op 5 graden ligt. Zo zien we, dat iedereen een beetje in de war raakt van die inbraak van de lente midden in de winter.

Intussen speur ik in de lange termijn prognoses naar aanwijzingen voor een late koudeperiode, zoals in mijn winterverwachting was opgenomen. Ook de Guidance-meteoroloog van het KNMI deed dat kennelijk en vond bij de Amerikanen (GFS) een prognose voor een verlate koude-inval na 20 februari. Hij kon dit vooralsnog niet anders kwalificeren dan met “dode (schaats)mus?”. Het bulletin was ondertekend met “drp”. Dat kan natuurlijk niemand anders zijn dan Henk van Dorp, de schrijver van het boekje “De wind in de rug” over zijn ervaringen rond en tijdens de elfstedentocht van 1997.

pijl terug

Winterbulletin no. 31 door Cees van Zwieten

(7-2-04)

In 1979 blijft het ook na de zware ijzel gewoon koud.

pijl terug