Koudegolf 1929 en de Leidse stadhuisbrand.

Door Cees van Zwieten

De meeste lezers zullen het begrip koudegolf wel kennen. De definitie is op de site van het KNMI te lezen: Een aaneengesloten periode van minstens 5 ijsdagen (maximumtemperatuur lager dan 0,0 graden), waarvan op 3 dagen de minimumtemperatuur lager dan -10,0 graden (strenge vorst).

Voor de statistiek ga ik voortdurend uit van De Bilt, waarbij iedereen kan bedenken dat een koudegolf in het zuidwesten minder vaak voor komt dan in het midden of het noordoosten van het land. Daarop is trouwens een opvallende uitzondering te vinden in de superwinter van 1963. Rotterdam had toen 5 koudegolven tegen 4 in De Bilt; daarover een andere keer meer.

Koudegolven.


De "roemruchte februari 1929" komt als recordhouder voor in de lijst met vijfdaagse kou: gemiddeld -12,4°C over de periode 11 t/m 15 februari. Als je de definitie van koudegolf hanteert, ziet het er iets anders uit. Dat komt doordat in de gehele koudegolf ook weer een paar minder koude dagen voorkomen. Je kunt je afvragen, hoe je de strengheid van een koudegolf moet bepalen. De lengte, de gemiddelde temperatuur of de kouproductie in Hellmannpunten? Ook op de site van het KNMI was de volgende beschrijving te vinden van de koudegolf van februari 1929.

De winter van 1929 leverde de op twee na ergste koudegolf: van 11-20 februari was de temperatuur in De Bilt gemiddeld -9,7 graden. Een week lang vroor het hier elke dag zeer streng, meer dan 15 graden onder nul. In Winterswijk werd op 14 februari van dat jaar -21,5 graden gemeten, maar ook Limburg deed deze keer mee met de kou: Sittard met -21,4 graden en Gemert met -20,7 graden.

Bij het KNMI heeft men kennelijk met de gemiddelde temperatuur gerekend. Ik heb drie klasseringsmethoden naast (of beter: onder) elkaar gezet. Eerst een klassement op basis van de lengte:

Dan één op basis van koudeproductie:

En tenslotte een op basis van Tgg oftewel: gemiddelde temperatuur.

Leuk is het om te zien hoe 1979 in de top staat; deze koudegolf was dan ook zeer heftig, zoals velen zich nog kunnen herinneren. Een verrassing is de koudegolf van 1908, die bij Tgg aan de top staat. Het was een hevige maar zeer korte koudegolf.

Februari 1929.


Eén van de opvallende aspecten van de koudegolf van februari 1929 was de sterke wind. Overdag strenge vorst bij windkracht 4 en af en toe 5 geeft een bijzonder lage gevoelstemperatuur, zoals we die ook meemaakten op 14 en 15 januari 1987. In 1929 duurde die toestand ongeveer 5 dagen, waardoor 1929 nog altijd aan kop gaat in bij de 5-daagse kou.

In 1929 was de winter tot begin februari wel vrij koud geweest, echter zonder spectaculair lage temperaturen. Er is wat geschaatst in het midden van januari waarna op de 19-de de dooi intrad. Op 25 januari begon het weer wat te vriezen en vermoedelijk is het ijs weer aangegroeid tot schaatsdikte in de dagen die volgden. Op de re-analysekaarten van de Wetterzentrale is te zien hoe in die tijd steeds hogedrukgebieden vanuit Siberië opdrongen naar Europa. Ik trek uit die bewegingen de conclusie dat een portie zeer koude vrieslucht op 30 januari op weg was naar West Europa. De stroming bereikte ons land niet en boog af naar Zuid Europa. Terwijl het bij ons steeds in de nacht en ochtend bleef vriezen, viel een koude depressie rond 2 februari vanuit Scandinavië Rusland binnen. Daarachter stijgt de luchtdruk en stroomt nieuwe kou Rusland binnen.

Op 7 februari ligt een hogedrukgebied met de kern boven Polen; ook nu bereikt de scherpe vrieskou onze omgeving niet. Boven Noord-Rusland stijgt de luchtdruk weer en deze stijgingen breiden zich de dagen er na uit over de Baltische staten en Finland. Op 9 februari staat er over Rusland en Polen een lange en zeer krachtige oostelijke stroming, die extreem koude lucht naar het westen transporteert. De oorsprong van deze lucht is Siberisch en in het oosten van Europa ligt vermoedelijk veel sneeuw. In ons land ligt op dat moment weinig of geen sneeuw, maar in de avond van 10 februari is de beer los. In het hele land gaat de temperatuur snel naar beneden en op 11 februari komt het kwik op veel plaatsen niet boven -10. Op de weerkaart hieronder is de situatie te zien van 12 februari middernacht. Het blauw op de kaart duidt op een dikke laag zeer koude lucht.

Stadhuisbrand Leiden.


De gevolgen voor de stad Leiden waren rampzalig. Van mijn vader, die als ooggetuige toentertijd 13 jaar oud was, heb ik daar berichten over meegekregen. Volgens deze overlevering gebeurde er iets angstwekkends in de ochtend van 11 (12?) februari. Mijn grootvader had een kleermakerij aan de vismarkt in Leiden en dat adres lag bijna pal achter het Leidse stadhuis. Stel je een slecht geïsoleerd en vochtig huis voor, waar op die ochtend alle ruiten dicht zaten met ijsbloemen. In plaats van de grauwe ochtendschemering zag mijn vader een vage rode gloed door de witte ramen komen. Het werd spoedig duidelijk : brand! Het schitterende stadhuis uit de 17-de eeuw stond in lichterlaaie en brandde vrijwel geheel af. Iedereen in de omgeving moest zijn huis verlaten vanwege gevaar voor overslaan van de brand. Onderstaande foto geeft iets van de situatie weer na het blussen.

Nog heel lang daarna lag er 10 cm ijs op het wegdek van de Breestraat.

Volgens de website van de gemeente Leiden vond de stadhuisbrand plaats op 12 februari. Dat is vreemd, want volgens de Winkler Prins Encyclopedie, zesde druk uit 1951, vond die brand plaats op 11 februari. Dat klopt met de verhalen die ik mij van mijn vader herinner. Op zondagavond zouden namelijk speciaal de kachels hoog opgestookt zijn om op maandagochtend niet in een ijskoud stadhuis te hoeven werken. Eén van die kachels zou de brand hebben veroorzaakt. Over die kachels wordt ook gesproken op de gemeentesite van Leiden, echter met een andere datum. Van de Winkler Prins wordt gezegd, dat de zesde druk buitengewoon uitgebreid en degelijk was. Wie heeft er nu gelijk? Uit berichten uit kranten van februari 1929 werd duidelijk dat het 12 februari is geweest.



pijl


Site design and copyright by Ir Grootveld / Blinksoft.
//